De monarchie als fetisj
Een over Oranje Of de Republiek der Nederlanden door Hans van den Bergh Uitgever G.A. van Oorschot, 38 p., f 14,90
The Monarchy A Critique of Britain's Favourite Fetish door Christopher Hitchins Uitgever Chatto & Windus, CounterBlasts no. 10, 42 p. Importeur Consul Books f 14,90
Koningin Emma Regentes van het Koninkrijk door Marcel E. Verburg Uitgever Bosch & Keuning, 219 p., f 39,50
Een eeuw vorstinnen Honderd jaar vrouwen op de Nederlandse troon door dra M.G. Schenk Uitgever De Boekerij, 152 p., f 39,90
Diny Schouten
Alle Nederlanders zijn gelijk, maar sommige families - ze kunnen bijvoorbeeld Guglielmo of Van Amsberg heten - zijn net iets gelijker dan andere. Kan iemand dat wat schelen? Er bestaat in Nederland een eerder op folklore en bijgeloof dan op historie gebouwd instituut dat ‘Het Koninklijk Huis’ genoemd wordt en van ‘Oranje’ heet te zijn, welks leden ‘onschendbaar’ zijn verklaard, dat vrijgesteld is van belastingplichten en successierechten, en waarvan het clanhoofd van staatswege toestemming heeft om, uit overwegingen die buiten de parlementaire controle vallen, aan een wet kracht van bestuur te onthouden. We verbeelden ons dat we in een democratisch land leven en dat ‘ons volk’ naar verlichte denkbeelden van twee eeuwen her soeverein gemaakt is, maar zouden we een tegenvoeter, zeg een Chinese geleerde in het staatsrecht die hier de boel eens kwam inspecteren, van iets anders kunnen overtuigen dan dat we ons diep hebben te buigen voor de sterke wil van een welgestelde, vrijzinnig-christelijke mevrouw, woonachtig in Den Haag, die in haar correspondentie altijd vermeldt dat God exclusief op háár hand is?
Hans van den Bergh, literatuurprofessor van zijn vak maar met bekommernis om de publieke zaak, beklaagt zich in zijn schotschrift tegen Oranje herhaaldelijk dat hij de enige is die zich druk maakt over de bedenkelijke atavismen in ons staatsbestel. Zijn verongelijktheid dat er tóch niemand te vinden zal zijn die naar hem luisteren wil, lijkt als voorspelling zichzelf te hebben vervuld. Het schotschrift Eén tegen Oranje of de Republiek der Nederlanden is al een paar maanden uit, en ik heb niet gemerkt dat er iets anders op volgde dan een veelzeggend zwijgen.
Het is jammer dat Van den Bergh het niet kon nalaten om de denkbeelden van ‘de Weense toverdokter’ erbij te halen om zijn weerzin tegen een over het Nederlandse volk wakende ‘Moedergodin’ te verklaren. Die koddigheid doet af aan de verbluffende overeenkomsten die de antropoloog zou zien met ‘primitief’ of ‘onderontwikkeld’ geheten culturen - en het is leerzaam om dat eens in het gezicht geslingerd te krijgen. Christopher Hitchins, die eveneens via een pamflet lucht geeft aan dezelfde ergernis - ook over het Britse koningshuis heerst een ‘officiële’ maar onfeitelijke opinie dat het slechts een ceremoniële, decoratieve functie vervult - noemt de publicitaire tamtam over een botje waarde Britse Koningin-Moeder onlangs bíjna in was gebleven, onder de voorbeelden van ‘het soort afgodendienst waarvan we ons voorstelden dat we naar India en Afrika gingen om het te genezen’. Hitchins neemt in zijn Critique of Britain's Favourite Fetish de mythische en mystieke aspecten van het koningshuis anders dan Van den Bergh níét luchtig
Wilhelmina, Juliana en Beatrix, 31 januari 1956
Honderd jaar koninginnen in Nederland
op. Het vormt de kern van zijn waarschuwing tegen ‘politiek georkestreerde magie’. De staat verdedigt een fiks aantal reactionaire waarden (‘de continuïteit’, ‘de nationale eenheid’, ‘de stabiliteit’) door de idolatrie voor ‘een Poujadiste met ideeën boven haar stand’ te regisseren, waarschuwt Hitchins. Zijn voorbeelden zijn onder zijn nadere inspectie allerminst onschuldig. Een van de kleinere, geniepige, is het gordijntje dat een plaquette in Westminster Hall tijdelijk aan het oog onttrok. De gebeurtenis die erop gememoreerd werd, was dat Karel I op die plek zijn doodvonnis aanhoorde, maar bij een bezoek van Elizabeth II ter gelegenheid van driehonderd jaar The Crown in Parliament werd díé herdenking minder passend geacht. Bij dezelfde tentoonstelling (over ‘onze’ William III en Mary) was Williams onderwerping van de katholieke Ieren - de wortel, mag men wel zeggen, van een sedertdien onstabiliserende maatschappelijke factor - discreet overgeslagen. Dergelijke staaltjes van het kuisen van ‘compromitterende’ historie, schrijft Hitchins allerminst ‘amused’, dateren uit dezelfde tijd ‘dat zelfs in de Sovjet-Unie en Polen een hele reeks tot dusver onnoembare gebeurtenissen konden worden onderworpen aan een onvooringenomen evaluatie’.