Kinderboeken
Vincent van Gogh ging honderd jaar geleden dood en dat moet vooral ook tot kinderen doordringen, bedachten ze bij uitgeverij Ploegsma. Daarom kregen Thea Dubelaar en Ruud Bruijn opdracht een boek over Van Gogh voor kinderen te schrijven. Dat is Op zoek naar Vincent (f 22,95) geworden en als er dit jaar een prijsvraag voor idiote Van Gogh-herdenkingsartikelen zou worden uitgeschreven, zou dit kinderboek zeker in de prijzen vallen. Het boek gaat over Mark die een tante Elizabeth heeft die zegt verliefd te zijn op Vincent van Gogh. Om Mark kennis met Van Gogh te laten maken neemt ze hem mee naar het Rijksmuseum Vincent van Gogh, ze gaat zelf als een bezetene Van Gogh-achtige schilderijen maken met veel zonnebloemen erop en ze bezoekt met haar neefje een veiling om er een tekening van Van Gogh te kopen. Natuurlijk heeft ze te weinig spaarcentjes bij zich, want kunst kost veel geld. Tante Elizabeth is zelfs zo in de war dat ze wil gaan inbreken in een museum omdat ze niet meer kan leven zonder iets van Van Gogh aan de muur. Mark houdt haar daarvan af en nu besluit ze een goede kopie te kopen bij een beroemde vervalser. Maar ook dat blijkt onhaalbaar, want te duur. Geld is in de kunsthandel de spil waar alles om draait, is de moraal van dit alles. Als dat tot tante is doorgedrongen, gooit ze alles wat met Van Gogh te maken heeft in zee en leeft verder gelukkig voort met alleen een zelfportret van Vincent tussen de familiefoto's op de kast. Tussen al deze ongelooflijke onzin-avonturen door raakt Mark geïnteresseerd in de levensgeschiedenis van Vincent van Gogh en zijn schilderijen. Reprodukties daarvan staan in het boek, plus tekeningen van Ruud Bruijn die tante en Mark soms in een schilderij van Van Gogh heeft opgenomen. Geintje waarschijnlijk.
Waarom wringen volwassenen zich toch zo in allerlei bochten om aan kinderen een gewoon verhaal te vertellen? Waarom moet Vincent van Gogh verpakt worden in een raar avonturenverhaal? Dat haalt toch ook niemand in zijn hoofd bij een boek voor volwassenen over Vincent van Gogh? Is een gewone levensgeschiedenis van Van Gogh te moeilijk voor kinderen? Ik geloof er niets van. Ik herinner me een boekje dat in 1953 ter gelegenheid van honderd jaar geboortedag aan Haagse lagereschoolkinderen werd uitgedeeld. Het was een vie romancée (nou ja, een heel klein vietje romancée), geschreven door Leonard Roggeveen, en het maakte een diepe indruk. Het ging over Vincent van Gogh, het probeerde duidelijk te maken wat voor een soort man die Van Gogh was, wat hij schilderde en waarom die schilderijen zo bijzonder zijn. Met veel informatie en veel citaten uit brieven aan Theo en veel mooie reprodukties van typische Van Gogh-schilderijen en een beetje oubollig opgeschreven in zo'n ouderwetse jongensboekenstijl zoals Roggeveen dat nu eenmaal deed. Maar het werkte wel: de lezers gingen op zoek naar Vincent, méér dan in het boek van Ploegsma dat wel zo heet, maar het niet doet. Als je zo'n nationale herdenking voor kinderen wilt vertalen, zijn versimpelingen, verpakkingen en grappigdoenerijen uit den boze. Gewoon een verhaal vertellen is meer dan genoeg.
Uitgeverij Leopold gaat de hele serie Narniaboeken van C.S. Lewis opnieuw uitbrengen. Het zijn de verhalen over het toverachtige land Narnia, waar dwergen wonen, faunen en dieren, waar de goede leeuw Aslan heerst maar ook de slechte Witte Tovenares. Ze verschenen in de jaren vijftig en zijn wereldberoemd geworden, vele malen bewerkt en vertaald en zelfs tot musical omgebouwd. In het eerste deel, Het betoverde land achter de kleerkast (The Lion, the Witch and the Wardrobe uit 1950, nu vertaald door Madeleine van den Bovenkamp-Gordeau, f 24,90), komen vier kinderen via de diepe kleerkast in het grote huis van een professor waar ze logeren, in Narnia aan. Ze maken de strijd op leven en dood van Aslan en de Witte Tovenares mee, het gevecht tussen goed en kwaad, tussen lente en winter en ze moeten ook zelf de keus maken om mee te vechten tegen het kwaad en moedig en opofferend te zijn, óf de kant van het kwaad te kiezen en laf het goede te verraden. Een van de vier kinderen doet die foute keuze, maar als het goede overwonnen heeft is Aslan zo edelmoedig ook het laffe kind vergiffenis te schenken. Kort samengevat lijkt zo'n verhaal nogal zoetelijk en komt er voornamelijk een zwaar moralistische walm uit naar boven. En dat klopt ook: Lewis stopte zijn verhalen vol mythologische en christelijke symboliek. Of kinderen zonder een religieuze opvoeding daar iets van snappen, weet ik niet, maar het zal ze niet ontgaan dat er strijd is tussen Goed en Kwaad, dat het Goed is om het Kwade fel te bestrijden, en dat het Goede ook overwint. Met die boodschap is op zichzelf niets mis en zij is ook niet exclusief christelijk, maar Lewis' verhaal zit zo stampvol verwijzingen, dat zo'n Aslan die sterft maar weer tot leven komt, en zo'n Judasachtig kind, wat erg zwaar op de maag komen te liggen. Dan kun je het boek beter zonder enige extra kennis lezen, want het is gewoon een spannend, goed geschreven avonturenverhaal,
compleet met wilde achtervolgingen, schurken en helden en een gelukkig eind. De vier kinderen zijn prettige hoofdpersonen, ook de jaloerse Edmund die tijdelijk uit de boot valt, de nobele leeuw Aslan is in orde als wijze redder in de nood en de Tovenares is ook precies zo verleidelijk en vals als je in zo'n verhaal wilt lezen. Lewis was bevriend met Tolkien en hield, net als Tolkien, van trollen, onbekende duistere wouden en andere fantastische stofferingen van verhalen. Als je daar niet van houdt, zijn de boeken van Lewis niet aan je besteed, want die vage plechtige sfeer bepaalt wel zeer zijn verhaal. Eigenlijk vind ik het boek leuker zolang het verhaal zich voor en in de kleerkast afspeelt. Als de kinderen dwars door de jassen heen in het verzonnen land verdwijnen, krijgt het allemaal iets erg zwaars en ouderwets. Ongeveer zoals de pluche gordijnen van oma.
Ook poppen kunnen eenzaam zijn, of gelukkig, of verlangend. In Poppen Huis van Martin Waddell en Angela Barrett (vertaling van Carolien Metaal, uitgeverij Zirkoon, f 19,95) wordt dat heel overtuigend verteld. Een poppenmaker maakte in zijn huisje diep in het bos drie poppen, voor in de vensterbank. De oude man gaat weg, het huis vervalt, maar de poppen blijven in die vensterbank achter, vol gedachten en gevoelens over de oprukkende bomen en planten, de spinnen en torren. De schrijver weet niet zeker of en wat de poppen vinden, maar hij maakt zijn vermoedens aannemelijk. En dat is knap. Aan het einde van het verhaal wonen er weer mensen in het huis, de poppen worden uit hun eenzaamheid verlost, ze zijn gelukkig, althans dal denkt de schrijver. Een mooi verhaal, mooi verteld en prachtig getekend. Het is kennelijk mogelijk om houten onbeweeglijke poppen iets mee te geven waardoor ze lijken te leven.
AUKJE HOLTROP