Stoicijns
In Cambridge deed Leonard Woolf een liefde voor de Griekse schrijvers en filosofen op die hij zijn leven lang zou behouden en waardoor zijn boek Principa Politica (1953) sterk beïnvloed zou worden. Vooral Pericles, wiens beroemde redevoering hij als jongen met aandacht had gelezen, verschijnt regelmatig in zijn essays en brieven. Uit de Griekse filosofie ontstond geleidelijk ook zijn typische intellectuele en artistieke instelling die sommigen stoïcijns noemen. Dat lijkt mij een simplificatie. In een bemoedigende brief aan een vriendin in 1943 heeft hij het over ‘the Greek attitude to fate’: ‘a mixture of defiance and resignation’ die voorkomt bij Prometheus en Oedipus en die hij bewondert: ‘they shriek with agony and rage, and yet deep down they quite defy and accept the inevitable.’ Dit lijkt op wat hij in het begin van Beginning Again (het derde deel van zijn autobiografie) schrijft over het ontwikkelen van een mentale techniek om jezelf objectief te bekijken: dat is nodig om niet aan je passies en dat wat je bedreigt ten onder te gaan. Hij had met een romantische passie lief, deed al zijn werk met een koele passie, maar hield ‘deep down’ rekening met de teleurstelling. Deze instelling ontstond ook uit de vriendschap met de filosoof G.E. Moore die met zijn boek Principia Ethica (1903) een algemene invloed heeft gehad op de Bloomsbury Group. Hij vergelijkt Moore (die een van de wat oudere Cambridge Apostles was) met Socrates omdat hij met zijn onderzoekende vragen schijnargumenten, vaagheden en drogredeneringen blootlegde om uiteindelijk zo dicht mogelijk bij de waarheid uit te komen. Moore, zo beschrijft Woolf hem, had het gezonde verstand van een superieure geest, van een simpelheid die hem doet denken aan de ‘divine sillies’ in de romans van Tolstoi en Dostojewski.
Politiek (vanuit een intellectueel, sceptisch perspectief) en literatuur liepen bij Leonard Woolf voortdurend door elkaar. De oprichting van The Hogarth Press door de aanschaf van een handpers in 1916 betekende niet dat hij zich exclusief met uitgeven zou gaan bezighouden: het was een van zijn passies. Het was aanvankelijk ook een therapeutische onderneming om Virginia afleiding te bezorgen; de geestelijke spanning die zich bij haar voordeed tijdens het schrijven van romans werd vaak teveel. In de jaren daarvoor was haar toestand fragiel en moest ze soms opgenomen worden in een rusthuis (wat aandoenlijke brieven van Leonard Woolf heeft opgeleverd). The Hogarth Press ontwikkelde zich tot een uitzonderlijke uitgeverij, maar was niet bedoeld om geld mee te verdienen, dat verdienden ze met het schrijven voor The Times Literary Supplement (Virginia) en Leonard als redacteur van tijdschriften (The International Review en Contemporary Review). Na verloop van tijd gaven ze twintig tot vijfentwintig boeken per jaar uit met een staf van twee of drie mensen. Ze gaven schrijvers uit die op dat moment nog geen naam hadden: Katherine Mansfield, E.M. Forster, Rebecca West, T.S. Eliot, Christopher Isherwood, Vita Sackville-West, Henry Green en natuurlijk Virginia Woolf zelf. De beheerste opwinding die er dagelijks heerste werd door Leonard Woolf nog opgevoerd omdat hij vond dat series en pamfletten een wezenlijk onderdeel van een uitgeverij waren. Er kwamen dus pamfletten over literaire, culturele en politieke onderwerpen en er kwamen series die direct ingrepen in de discussies van de dag: The Hogarth Lectures on Literature, The Hogarth Press Sixpenny Pamflets, The Hogarth Letters. In de laatste serie verschenen gedurende drie jaar twaalf ‘brieven’ die gingen over wat men nu ‘brandende kwesties’ zou noemen: over ontwapening, de moderne roman, schrijvers en politiek, over Hitler, de Volkerenbond en
de verschillen tussen de schrijversgeneraties. The Hogarth Press vertegenwoordigde in de jaren dertig de intellectuelen die niet overliepen van enthousiasme voor het Russische experiment en die zich bewust waren van de gevaren van het nazisme. Er was wel enige affiniteit met de jongere generatie (Auden, Spender, Isherwood), maar niet voldoende om er voor te zorgen dat ze met al hun werk naar The Hogarth Press gingen.
In Woolfs autobiografie staat menige anekdote die te maken heeft met de honden en dieren in hun huishouden. Ook in de brieven zijn ze op de achtergrond prominent. Met name spaniels waren in trek, maar er was ook gedurende enige tijd een aapje, Mitz geheten.
Mitz was overgenomen van een vriend en had de gewoonte altijd als Leonard naar Londen ging en hem op zijn schouder mee zou nemen in een boom te klimmen. Het lukte niet altijd om hem naar beneden te sommeren. Zijn baas bedacht ten einde raad een list, die voortaan altijd werkte. Hij riep Virginia en ging haar hartstochtelijk onder de boom staan kussen. Dat bracht hem in vliegende vaart naar beneden, waarna hij zich in grote emotionele nood aan Leonard vastklampte.
Onder de titel Congenial Spirits verscheen vorig jaar bij The Hogarth Press een selectie uit de zes delen brieven van Virginia Woolf, 472 p., f 69,95.
■