Een dapper, geslepen en gastvrij volk
Een meeslepende biografie over de Armeniërs
Armenians A People in Exile door David Marshall Lang Uitgever Unwin, f 25,10 Importeur Van Ditmar
Sasza Malko
Professor David Marshall Lang uit Londen weet alles over Armenië. Hij is duidelijk ook verliefd op Armenië en de Armeniërs, anders kan ik zijn passie niet beschrijven. Strikt gesproken is hij onwetenschappelijk: het boek loopt over van superlatieve adjectieven over de lichamelijke pracht, de intelligentie en overlevingsdrift van de Armeniërs. Hij stelt vaak zonder duidelijke bewijzen, hij mengt geschiedenis met volkslegendes, maar in zijn geval stoort het niet. Integendeel, het boek wordt rijker en levendiger, je beweegt je tussen duizenden feiten met hetzelfde plezier als de schrijver zelf.
De twee-en-een-half duizend jaar Armeense geschiedenis beschrijft hij nauwkeurig en correct. In zijn minutieuze verslag over de Armeense genocide van 1915 in Turkije permitteert hij zich geen zijwegen en uitstapjes, het is een voorbeeldig helder historisch betoog. Maar een paar pagina's verder vertelt hij uitgebreid dat ‘het een bergvolk was, en nog steeds is, bekend om zijn energie, patriottisme en patriarchale familieverhoudingen. Deze mensen zijn dapper en gastvrij. De zakenlieden zijn beroemd om hun geslepenheid en financiële meedogenloosheid. (...) Het is een volk van mensen die snel van geest zijn, van dichters, musici, bouwers en beroemde sprekers, filosofen en generaals.’
Er volgt een even enthousiast als feitelijk verhaal over koningen, tempels, oorlogen en volksverhuizingen. Het Armeense koninkrijk aanvaardde het christendom in het jaar 301, het is volgens Lang het oudste christelijke volk op aarde. Aan het begin van de vijfde eeuw hadden ze al een alfabet. Sindsdien laveerden ze met wisselend succes tussen het Byzantijnse Rijk en de oprukkende islam, en langzamerhand emigreerden ze naar alle kanten van de toenmalige wereld.
De Armeense Apostolische Kerk werd de natuurlijke bondgenoot van de katholieke kruisvaarders. Sinds die tijden dateert de bond tussen de Armeniërs en de Fransen. De Armeniërs integreerden snel, traditioneel vormden ze een bankiers- en handelsgemeenschap. Ze waren een natuurlijke schakel tussen Europa en exotische oosterse oorden, een christelijk volk met kosmopolitische gewoonten en een levantijnse oorsprong. Ze introduceerden kersen en abrikozen in Frankrijk, de eerste Parijse koffiehuizen zijn in de zeventiende eeuw door de Armeniërs opgezet.
Het standbeeld van Heig op een van de heuvels rondom Jerevan. Heig is een mythologische held, volgens de overlevering stichter van het Armeense volk.
Huizen en een kantoorgebouw in Jerevan.
foto's abc
Twee fascinerende hoofdstukken zijn gewijd aan de sporen die Armeniërs in de Oriënt hebben achtergelaten. Er worden nederzettingen en Armeense handelsroutes beschreven in Palestina, Perzië, Centraal-Azië, Indië en Zuid-Oostazië. Alles is vervlochten met verhalen en anekdotes, met overleveringen en historische reisverlagen die de Armeniërs karakteriseren. Hij beschrijft bijvoorbeeld de geschiedenis van de Armeense monniken en handelaren in Ethiopië, en citeert daarna Evelyn Waugh (uit Remote People), die in 1930 in de Ethiopische stad Harar een merkwaardige Armeense hoteleigenaar tegenkwam: ‘Hij verkocht gigantische hoeveelheden zelfgestookte drank en serveerde onverteerbare maaltijden. Maar nooit meer zag ik zo'n tolerante man: hij had geen vooroordelen en geen scrupules over ras, geloof of moraliteit van welke soort dan ook; in zijn geest waren geen opaliserende strookjes van principes; hij was een doorzichtig meer van milde twijfel.’
In India groeide de Armeense gemeenschap vanaf de zeventiende eeuw gestaag, totdat het de belangrijkste handels- en bankiersgroep werd. ‘Maar we mogen ook het tragische lot van de naakte Armeense dichter Sarmad niet vergeten,’ schrijft Lang. ‘Deze bekende asceet kwam naar India, oorspronkelijk als handelaar uit Perzië, maar later contracted a sexual infatuation door een Indiase jongen, en bleef voor de rest van zijn leven naakt voor zijn deur zitten. Sarmad werd een bekende Soefi, hij componeerde kwatrijnen in het Arabisch en het Perzisch. De mogul kroonprins Dara Sjiko was een van zijn leerlingen.’ In het boek wemelt het van zulke schijnbaar nergens toe dienende Armeense wetenswaardigheden, juist daarom is het boek zo prettig om te lezen.
Lang is trots op zijn Armeniërs. Hij noteert alle beroemde staatslieden en medici, artiesten en wetenschappers die zich ooit waar ter wereld dan ook hebben onderscheiden. Hij noemt bekende Armeniërs in de Verenigde Staten en in Europa, hij vergeet zelfs niet om een Zildjian-familiebedrijf uit Quincy, Massachusetts, te noemen, die kennelijk de mooist klinkende cimbalen in de wereld produceren. Zo krijgen we een uitgebreid beeld van de Armeense diaspora.