Louise Fresco
Hij draagt een colbertje van tweed, drinkt thee met melk en schrijft in het Engels. Hoewel Ian Buruma vaak over exotische oorden schrijft, houdt hij er bepaald niet van om onder de categorie ‘reizen’ gerubriceerd te worden. Het reizen is voor hem een middel om landen beter te leren kennen, maar geen doel op zich.
‘Ik ben niet zo dol op reisschrijvers,’ zegt hij verontschuldigend. ‘Redmond O'Hanlon vind ik wel leuk, maar ik lees hem niet omdat ik meer wil weten over Borneo, maar omdat het zo'n zonderlinge figuur is. Ik zou hem ook lezen als zijn boek zich afspeelde in Engeland. Vaak heb ik het gevoel dat de reisschrijver mij in de weg staat. Ik lees dan niet over hoe het is voor mensen in een bepaald land, maar alleen hoe het is voor de schrijver om in dat land te verblijven. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, omdat sommige mensen zulke bijzondere persoonlijkheden zijn.’ Chatwin? suggereer ik en hij reageert enthousiast: ‘Zeker iemand als Chatwin. En alles wat Naipaul schrijft. Maar Theroux vind ik minder interessant, van hem heb ik het gevoel dat hij zich een beetje zit te vervelen.’
Zelf treedt Ian Buruma weinig of niet op de voorgrond in zijn stukken, die gekenmerkt worden door een gedegen kennis van de politieke en sociale geschiedenis van de landen die hij bezoekt. (‘Een reisschrijver die zich als een verwonderde faux naïf opstelt die nergens wat van weet, is vooral lui.’) ‘Het persoonlijke in mijn boeken zit in de manier waarop ik kijk, en niet zozeer in het vertellen over mijn dagelijkse beslommeringen.’
Zou, gezien zijn bijzondere, multiculturele achtergrond, de manier waarop Buruma kijkt misschien explicieter aan de orde moeten komen? Hij bloost en is even stil. ‘Ik ken het argument, maar het is heel moeilijk om daar een evenwicht in te vinden. Ik voel me meer op mijn gemak in het op een persoonlijke manier dialogen te beschrijven, dan in het over mijn jeugd vertellen.’
Ian Buruma is zeer beslist als ik hem vraag of hij zich Nederlander voelt: ‘Ja, natuurlijk! Ik ben hier geboren en opgevoed.’ Maar hij leest weinig Nederlandse kranten of boeken. ‘Toch heb ik het gevoel dat ik, als ik hier een of twee keer per jaar ben, weer heel snel bij ben.’ Hij lacht. ‘Ik suggereer niet dat het hier allemaal stil staat! Eigenlijk, zoals zo veel mensen, ken ik Nederland niet, ik heb hier nooit gereisd. Op een bepaalde manier kom je op een bredere manier in aanraking met andere landen dan met je eigen land.’ Zou hij over Nederland willen schrijven? Hij aarzelt. ‘Het staat niet helemaal nummer één op mijn lijstje, maar het is wel iets dat ik ooit zou willen doen.’
Een van de centrale thema's in zijn werk is het begrip identiteit, en dan vooral de identiteit van landen en volkeren. Zoals hij het zo treffend verwoordt in God's Dust: ‘Wat betekent het trouwens om “Thais” of “Japans” of “Filipijns” of “Koreaans” te zijn in de moderne wereld? Betekent het slechts een vasthouden aan oude ceremonies en tradities? Of is het slechts een kwestie van taal, of ras?’
‘Vooral buiten Europa kom je automatisch het begrip identiteit tegen. Voor een deel heeft het te maken met de koloniale geschiedenis. Maar wat het begrip identiteit nu precies inhoudt, weet ik eigenlijk nog steeds niet. Dat was ook een van de redenen om God's Dust te schrijven. Iedereen praat erover, schrijvers, politici, kunstenaars, al weten ze eigenlijk niet precies waar ze het over hebben, behalve op een gevoelsmatige manier. Japanners hebben er bijvoorbeeld niet eens een woord voor.’ Identiteit wordt pas een probleem als een land of een cultuur geconfronteerd wordt met invloeden van buiten. Het zijn trouwens niet alleen westerse invloeden, ook de Japanse invloed in Zuidoost-Azië is een factor in de identiteitskwestie. Hij formuleert bedachtzaam. ‘Hoewel identiteit een thema was, ben ik steeds verder af komen te staan van het idee dat het centraal moet staan in politieke zin. Het is gevaarlijk als mensen een ondefinieerbaar en zeker niet monolithisch begrip als identiteit wel als zodanig beginnen voor te stellen en als argument gebruiken om het land te zuiveren van buitenlandse invloeden. Dat eindigt er altijd mee dat mensen zich een beeld scheppen van identiteit: zo is het en niet anders,’ hij maakt een cirkelend gebaar met zijn hand, ‘en dat is natuurlijk de grootste bedreiging van het pluralisme. Je kunt niet ontkennen dat taal, muziek, gewoonten een bepaalde cultuur een eigen karakter geven. Maar dat er zoiets is als één vaste nationale identiteit bestaat, betwijfel ik. Veel hangt immers af van klasse of regio.’
Buruma is heel stellig over het feit dat er in Zuidoost-Azië geen sprake is van een ontwikkeling in de richting van een regionale identiteit. Hij schudt zijn hoofd. ‘Ik ben ook heel sceptisch over mensen die het hebben over het ontstaan van een Europese identiteit. Wel is er in Europa een gemeenschappelijke beschaving gebaseerd op joods-christelijke elementen. In Zuidoost-Azië geldt dat helemaal niet. Mensen weten weinig van elkaar en zijn ook niet in elkaar geïnteresseerd. Voor zover bijvoorbeeld een Filippijn überhaupt belangstelling heeft voor het buitenland is het alleen voor Amerika, zeker niet voor de cultuur van Thailand.’
Maar ontstaat er niet een merkwaardige mengeling van westerse en kapitalistische invloeden die als een vernis over de nationale identiteit heen komt te liggen? Zit er niet iets gemeenschappelijks in wat Aziaten van buitenaf adopteren?
‘Het feit dat mensen in Maleisië net zoals mensen in Brazilië kijken naar Dynasty op de televisie, geeft ze geen enkele band.’ Hij aarzelt. ‘Het maakt ze niet anti- of pro-westers. De associaties zijn vervaagd. Voor de huidige generatie is Coca-Cola gewoon Coca-Cola en is het geen uiting van Amerikaans cultureel imperialisme. Je zou hoogstens kunnen zeggen dat in een land als Maleisië, met zijn scherpe etnische tegenstellingen, het enige dat Chinezen en Maleisiërs gemeen hebben, de neutrale westerse elementen zijn.’ Toch is het een denkfout om Azië te beschouwen als een westers werelddeel in wording dat zijn nationale identiteit verliest door de invoering van westerse en vooral Amerikaanse elementen. ‘Zijn de Nederlanders minder Nederlands geworden doordat McDonald's zich heeft gevestigd in een achttiende-eeuws grachtenpand?’
Ian Buruma
steye raviez
Veel westerlingen hebben nog steeds een paradijselijk beeld van Zuidoost-Azië: land van de glimlach, wuivende palmen en gouden tempels.
‘Het westen heeft al eeuwenlang zijn gevoel van onbehagen afgereageerd door een utopia te scheppen dat ver weg ligt en waarvan ze niets afweten. Gelukkig is het utopisme niet meer zo populair. Bovendien: de wereld is zo veel kleiner geworden, we weten nu te veel. Over China of Noord-Korea kunnen we dergelijke absurde illusies niet meer koesteren.’
Zeker in Amerika is er een toenemende bezorgdheid over het Gele Gevaar, nu het vijandbeeld van de Sovjetunie verdwijnt.
‘Je moet uitkijken dat de angst voor racisme de discussie niet onmogelijk maakt. Er bestaat een risico dat iedereen die zich kritisch uitlaat over een Aziatisch land onmiddellijk voor racist wordt uitgemaakt. De Japanners zelf zijn erg geneigd om iedere kritiek onmiddellijk als anti-Japans af te doen, omdat ze heel goed weten dat ze daarmee de gevoelige snaar van het Westen raken.’ Buruma ziet in de toekomst een verdere polarisatie tussen Japan. Korea, Taiwan en de westerse wereld. Maar zijn belangstelling reikt verder: hij verdiept zich op dit moment in Duitsland. Op mijn verbaasde vraag over deze keuze zegt hij: ‘In de eerste plaats ben ik in de Duitslanden geïnteresseerd geraakt door de oorlog, zoals iedereen. Maar in de tweede plaats omdat ik ontdekte dat Japan in de laatste honderd jaar ideologisch sterk beïnvloed is geweest door Duitsland, door de Duitse romantiek bijvoorbeeld. Ik wil bij wijze van spreken naar de bron terug en kijken in hoeverre dit soort ideeën nog steeds een rol spelen. Uiteindelijk zou ik graag Japan en Duitsland willen vergelijken. Maar ook het Russische nationalisme, de minderheden in de Sovjetunie, het antisemitisme zal ik daarbij moeten betrekken.’
Het wordt geen academisch of sociologisch boek, belooft hij. Zal het hem moeilijker vallen om over Duitsland te schrijven dan over Zuidoost-Azië omdat hij er minder afstand tegenover heeft? ‘Dat maakt het misschien makkelijker om er persoonlijker, rechtstreekser over te schrijven. En het is op zich al de moeite waard om te analyseren waarom het zo moeilijk is om naar Duitsland te kijken.’ Hij lacht even. ‘Duitsland heeft natuurlijk veel meer met mijn levensgeschiedenis te maken dan bijvoorbeeld Korea.’ Hij vertelt over de familie van zijn Engelse moeder die oorspronkelijk afkomstig was uit de Frankfurtse joodse bourgeoisie en later naar Londen emigreerde.