Het is geen kinderspeeltuin, de literatuur, het gaat om hoge, gewijde zaken
De geschiedenis van ‘De Nieuwe Stijl’ in boek en tentoonstelling
Diny Schouten
De wereld moet zichzelf steeds veranderen om zichzelf gelijk te blijven - wellicht een banale scheurkalenderwijsheid, maar zo zal het toch zijn, zowel in het leven als in de kunst. Of, zoals Hans Sleutelaar in zijn hoedanigheid van ‘Totale Poëzie'-dichter’ zich uitdrukt tegenover zijn interviewer Martin Bril: ‘Het is eigenlijk zo simpel als wat. Kijk, het universele zit in het bijzondere, in het persoonlijke. Er is maar één zoals jij en dat jij ook wat te zeggen hebt over de eeuwige thema's van liefde en dood en de kosmos, ja dank je de koekoek, natuurlijk, maar er is er maar één zoals jij, áls je maar je toon vindt. Bovendien kun je nooit schrijven als een ander voor jou deed, want je leeft nu en er is een hoop gebeurd, dus de vormgeving van wat je doet, die komt vanzelf, die komt met de toon, die vindt z'n weg. Er is altijd weer vernieuwing, maar dat is een vernieuwing die nodig is opdat het oude blijft bestaan.’
Bril gaf zijn serie interviews met de kopstukken van De Nieuwe Stijl de titel ‘De noodzakelijke stroming’ mee, met kennelijk een ‘historische noodzaak’ in het achterhoofd. Die interviews, gemaakt voor De Nieuwe Stijl 1959-1965, zijn uitstekend, afgenomen met een vastberaden hardnekkigheid, maar dat neemt niet weg dat de precieze aard van die historische noodzakelijkheid slechts gedeeltelijk wordt opgehelderd. Armando zegt ontwijkend op de vraag of ‘de geheel nieuwe kunst’ die er volgens hem (in 1958) moest komen, gerealiseerd is: ‘Als kunst hele goeie kunst is, dan is het, zoals Goethe zei, alsob es schon immer da gewesen wäre.’ Hans Verhagen heeft zijn ‘rechtstreekse lijn met God’, als ‘een soort genade’ pas na het uiteenvallen van De Nieuwe Stijl weer kunnen herstellen. Hij ontliep, vindt hij, de val waarin zijn kompanen Sleutelaar en Vaandrager terechtkwamen: ze werden ‘slachtoffer van wat ze zelf bedacht hadden’. Cornelis Bastiaan Vaandrager, door Bril aangetroffen in een opgewekt en speedy humeur (‘Panta... alles rijdt’) heeft nooit afstand gedaan van De Nieuwe Stijl als ‘de werkelijkheid isolerende’ werkmethode, en heeft plannen tot heroprichting van het slechts tweemaal (in 1965) verschenen tijdschrift, ‘maar dat zal dan wel een eenmanstijdschrift worden, ben ik bang’. Alleen Hans Sleutelaar, die wegens zijn talenten voor agitatie en propaganda altijd als ‘de directeur’ betiteld werd, noemt een paar tastbare resultaten. Hij beroemt zich tegenover Bril op Jules Deelder en Johnny van Doorn als literaire nazaten (‘daar mogen die ons een zoentje voor geven’), en hij wijst, met nog meer trots, op de twee Nieuwe Stijl-dichters die gedoemd bleken te zijn: Cor Vaandrager en Hans Verhagen: ‘Bij de Vijftigers bleek
er geeneen een gedoemde dichter te zijn. Het zijn allemaal gezonde gezeten oude mannen geworden. Dat doet er toch afbreuk aan.’
DE NIEUWE STIJL 1959-1965
Nul & de nieuwe poëzie
Documenten, commentaren, interviews, reacties
Samenstelling Sjoerd van Faassen en Hans Sleutelaar
Uitgever De Bezige Bij, 307 p., f 55, -
(verschijnt in februari)
ALLES WAS MOOI
Een geschiedenis van de Nul-beweging
door Janneke Wesseling
Uitgever Meulenhoff, 93 p., f 39,50
NUL EN DE NIEUWE STIJL
Tentoonstelling in het Nederlands
Letterkundig Museum, Den Haag
Te zien tot 25 maart 1990
Nul en De Nieuwe Stijl, v.l.n.r.: Henk Peeters, Armando, C.B. Vaandrager, Hans Verhagen, Hans Sleutelaar en Jan Schoonhoven op de tentoonstelling ‘Nul-2’ in het Stedelijk Museum, Amsterdam, 1965
De poëtische principes van De Nieuwe Stijl als vernieuwende literaire beweging van eind jaren vijftig, begin zestig (ze werden ontwikkeld in het Vlaams-Nederlandse tijdschrift Gard Sivik) waren overzichtelijk, evenals de omvang van de literaire produktie: slechts zo'n 175 pagina's druk, waarop het wit domineert. De evaluaties achteraf maken het wat ingewikkelder. Door de belangstelling voor ‘objectivering’ werd ‘DNS’ vrij algemeen beschouwd als een revolte tegen de woeste zelfexpressie van Vijftig, maar tegelijk was het juist géén protest, want ‘De Nieuwe Poëzie zet zich niet af tegen de geschiedenis, maar maakt geschiedenis’. Een voortzetting, veertig jaar na dato, van het constructivisme en ‘De Stijl’ was het evenmin. De Nieuwe Stijl wilde geen ‘vorm geven’ aan het moderne levensgevoel. De werkelijkheid was prachtig zat, commentaarloos registreren met ‘koel, zakelijk oog’ was al wat er gevraagd werd van dichter of kunstenaar. ‘Alles is mooi,’ had Armando verklaard. Alles was poëzie, alles was kunst: Schubert niet minder dan Gert Timmerman, en Kwik Zondagsnieuws niet minder dan Kafka. Iedereen was zijn eigen kunstenaar, zijn eigen dichter - een zwijgende dichter als het moest, en dat was dan toch weer precies ‘de droom van Mondriaan’. Sleutelaar verwijst in een autobiografisch essay met enthousiasme naar een koortsaanval die hem overviel in zijn jongensbedje en hem diep deed afdalen in het eigen innerlijk. Die transfiguratie gaf hem de boodschap door dat niet geschreven poëzie net zo goed is als het wel genoteerde gedicht. In het interview met Martin Bril is Sleutelaars toon niettemin enigszins verdedigend wat betreft een toch wat schriel klinkende poëtische oogst van ‘misschien tien’ goede gedichten.
Veel feiten over de hooghartige brutaliteiten van De Nieuwe Stijl en Nul - allen kunstenaars die zich uit afkeer van ‘Terpen Tijn-figuren’ manifesteerden in de ‘artistiek onbesmette gedaante van bijvoorbeeld de autodealer’ (Betty van Garrel, Baby Null en de Nullo's) - zijn voorhanden, waaronder een serie van elf ‘aanwijzingen voor de pers’ (‘Het is een hinderlijk misverstand dat de internationale avant-garde vooral aanleiding zou geven tot vrolijkheid’). De Nieuwe Stijl was ernstig. Daarom is de verwantschap met de readymade-dichters van het terzelfdertijd bestaande Barbarber slechts schijn: ‘In Barbarber kozen ze de meest lullige teksten. Meligheid zei ons niks. Ernst en dramatiek, dat is andere koek. Het is geen kinderspeeltuin, de literatuur, het gaat om hoge, gewijde zaken.’ De destijds opgenomen bijdra-
Vervolg op pagina 4