Het vroegere vrijen en trouwen
De tentoonstelling Vrijen en trouwen in de Noordelijke Nederlanden 1500-1800 is een vervolg op eerdere, succesvolle exposities over de historische, maatschappelijke en religieuze achtergronden van huwelijk, huisgezin, sekseverschillen en rolpatronen (‘Romantische liefde’, 1985; ‘Tussen heks en heilige’, 1986; ‘Helse en hemelse vrouwen’, 1988). De tentoonstelling over vrijen en trouwen is (met regionale varianten) te zien in stedelijke historische musea van Amersfoort, Apeldoorn, Bergen op Zoom, Den Haag, Groningen, Middelburg en Roermond. Een werkgroep van de ‘Stichting Werkplaats Wetenschap en Maatschappij’ stelde er een boek bij samen, dat min of meer fungeert als (weelderig geïllustreerde) catalogus, maar waarvan de thematisch geordende opstellen over de ontmoetingsplaatsen van vrijers en vrijsters, kerkelijke en burgerlijke regelgeving, bruiloftsviering en handleidingen voor het huwelijk, ook bedoeld zijn om de didactische oogmerken van de werkgroep te verstevigen. De werkgroep wil graag aan het licht brengen ‘dat het zogenaamde traditionele gezin een produkt van historische ontwikkeling is, een ontwikkeling waarbij schrijvers en beeldende kunstenaars enerzijds uit het volksleven putten en anderzijds daar invloed op uitoefenen’, zodat ‘de huidige discussies over huwelijk en gezin in een bredere context’ kunnen worden geplaatst. Kent, en versint, Eer dat je mint (Waanders, f 37,50) gaat uit van een drastische ommezwaai in de maatschappelijke houding tegenover het huwelijk na 1809 (invoering van het Wetboek Napoleon ingerigt voor het Koningrijk Holland), die samenviel met een veel ‘romantischer’ opvatting van ‘houwen en trouwen’. Heel merkbaar is die verandering niet, want ook in eerdere eeuwen spraken de moralistische schrijvers zich uit tegen huwelijken om geld of
status. In Kent, en versint worden samenvattingen gegeven van de historische equivalenten van Het volkomen huwelijk of de geschriften van Iteke Weeda. Erasmus (Institutio matrimonii christiani, 1526) en Jacob Cats (Houwelick, 1625; oplage 50.000 exemplaren in vijfentwintig jaar) bleken óók al erg geporteerd te zijn voor Verstandige Liefde en ‘Echtelijke Vriendschap’. Uit de in Kent, en versint bijeengebrachte praktijkvoorbeelden van gedwongen huwelijken, schakingen, aan prostitutie overgelaten vrouwen, echtscheidingen, en voor de kerkeraad uitgevochten ruzies tussen ouders en kinderen over de keuze van de echtgenoot, valt te begrijpen dat het ideaal van de theorie toen al net even moeilijk te benaderen viel als nu. De diverse opstellen wandelen ieder de eeuwen op en neer, wat het boek nogal onoverzichtelijk maakt. Maar tekst en illustraties vertellen tot het hart sprekende geschiedenissen, die een mooie uitbreiding zijn van Simon Schama's hoofdstuk in Overvloed en onbehagen over de zeventiende-eeuwse ‘huwelijksmarkt’. Wel moet gezegd dat Schama de seks een centrale plaats gaf binnen zijn verhaal. Over dat bij uitstek conjugale onderwerp zijn de diverse medewerkers van Kent, en versint opvallend schroomvallig.
DS