Een park van gelijktijdigheid
‘De gouden lamp’ van K.L. Poll
De gouden lamp Essays over Nederland en de menselijke geest door K.L. Poll Uitgever Veen, 186 p., f 27,50
Ad van Iterson
K.L. Poll is een vrijheidsstrijder. Ook in zijn nieuwe bundel essays, De gouden lamp, vecht hij tegen de ‘dictatuur van het heden’. In tegenstelling tot de meerderheid van zijn tijdgenoten vindt Poll onze eigen tijd niet superieur aan vroegere tijden. Hij kan zó zes, zeven perioden in de geschiedenis opnoemen die in veel opzichten rijker, beschaafder waren. We moeten niet zozeer kijken naar wat we hebben bereikt, zegt Poll, maar naar wat we hebben verloren. Dat maakt een mens wat bescheidener. Want de ‘nu-verering’ is slechts een vorm van zelfverering. Poll wil de ‘heiligverklaring van het heden’, het ‘historisch chauvinisme’, bestrijden met een ‘interessantverklaring van het verleden’. Liever dan mensen uit vroeger tijden beschouwen als degenen die nog-niet-zover en nog-niet-zo-wijs waren, wil hij met hen wonen in een ‘park van gelijktijdigheid’. Ik hoor de Pollofoben al denken: ‘Wat wil hij nú weer, in een park van gelijktijdigheid wonen? Zeker met zijn tweedjasje aan!’ Maar ik vind het wel mooi, ‘park van gelijktijdigheid’. Hetzelfde geldt voor de passage waarin hij deze metafoor introduceert. Het gaat over de Griekse beeldhouwer Callimachus, uit de vijfde eeuw voor Christus. Zijn werken zijn verloren gegaan, maar zijn naam leeft voort. Hij is de maker van een gouden lamp die hij voor het Erechtheion in Athene maakte en die dag en nacht bleef branden. Plotseling denkend aan Callimachus schrijft Poll: ‘Ik had een gevoel van alles doordringende nabijheid van het verleden, van elk verleden, ook op een afstand van 2500 jaar. Het was een bevrijdend gevoel van “dus toch”, “eindelijk”, hier in mijn kamer, alsof ik er zonder het te weten al lang op had gewacht. De nachtmerrie van de vooruitgangsgedachte, het idee dat ieder volgend uur en ieder volgend mens de vorige de
doodsteek geeft van veroudering, was op dat moment werkelijk voorbij.’ Na deze ervaring beschouwt Poll zich als jumelé avec, zoals men op plaatsnaamborden in Frankrijk ziet - jumelé avec Callimachus. ‘Het lijkt of ik van de ene dag op de andere een groot, onbekend park heb gëerfd,’ schrijft Poll. ‘Ik mag er vrij rondlopen, van boom naar boom, op voorwaarde dat ik ieder ogenblik bereid ben mijn plaats in te nemen. Het park van Callimachus is een park van gelijktijdigheid, daar gaat het om. Het bestaat nu en het bestaat over 25OO jaar nog.
K.L. Poll is een vrijheidsstrijder en een mysticus. Degenen die van beheersbaarheid, en klaarheid houden, zullen hem dubbel wantrouwen. Omgekeerd is het wantrouwen ook groot. Het zijn vooral de vooruitgangdenkers die het woord proces in hun basisvocabulaire hebben opgenomen, aan wie Poll een hekel heeft. ‘Het geloof in processen is de dominerende ideologie - in de politiek, de wetenschap, de economie en ook in de opvattingen over geschiedenis.’ Woorden als proces, systeem, model en structuur noemt Poll politieke machtsmiddelen, die het meest worden gebruikt door sociologen en economen. Hebben ze eenmaal iets als een proces of een systeem gedefinieerd, dan kunnen deze ‘bezitters van schijnkennis’ overgaan tot ‘sturen, bijsturen, beleidsnota's opstellen, managen’.
Het geloof in processen is een ideologie met kwalijke gevolgen: ‘Het element van eigen verantwoordelijkheid, van vrijheid en dus van willekeur wordt weggezeefd. Ook het element van ongrijpbaarheid en uniciteit, van onherleidbaarheid, verdwijnt uit het zicht.’ En of dat niet erg genoeg is: het begrip proces past ook uitstekend in de heiligverklaring van het heden. ‘Als de geschiedenis een lang proces is, beleven wij het culminatiepunt waarin alle voorgaande stadia zijn terug te vinden, de rivier op haar breedst.’ Een vooruitgangsgeloof hoef je daarbij niet eens uit te dragen, zegt Poll, want wie zich beroept op een verandering van de situatie staat altijd sterk.
K.L. Poll, tekening Dirk Wiarda
Polls sympathie gaat uit naar de schrijver, de columnist, de journalist, ja, ook naar de dominee. Zij zijn weliswaar ook allesweters, die zich schaamteloos bemoeien met andermans zaken, maar ze komen er tenminste voor uit. Ze verbergen hun bedoelingen en wensen niet achter schijnbaar objectieve begrippen als proces en structuur, maar formuleren een eigen standpunt.
Met zijn beroep op de eigen verantwoordelijkheid om onverbloemd standpunten in te nemen en te kiezen tussen goed en kwaad, appeleert Poll aan onze burgerplicht.
K.L. Poll is een vrijheidsstrijder, een mysticus en een goede burger.
In Ode aan de natuur, waarmee het derde deel van het boek begint, schrijft Poll dat een cultuur niet meer dan dertig procent ironie kan verdragen. Ik vind dat nóg veel, maar goed, we mogen ons dus ook voor dat percentage om Polls driefrontenstrijd vrolijk maken. Voor de overige zeventig procent verdient zijn moed onze oprechte bewondering.
■