Kinderboeken
Oorlog spaart kinderen niet, en daarom is het logisch dat er altijd kinderboeken over de (of een) oorlog blijven verschijnen. Niet alléén om kinderen op te voeden of te waarschuwen, maar vooral omdat er nogal wat toekomstige schrijvers zijn die in een oorlog opgroeien en er de rest van hun leven herinneringen aan zullen houden. Of niet natuurlijk - niet ieder kind overleeft de oorlog. Dat is treurig en die wetenschap kleurt boeken als het dagboek van Anne Frank. Wist je niet dat Anne dood zou gaan, dan zou je ongetwijfeld haar dagboek heel anders lezen.
Maar oorlogsboeken kunnen nog treuriger zijn om te lezen, blijkt uit twee boeken die de laatste tijd verschenen zijn. Ida Vos schreef Dansen op de brug van Avignon (Leopold, f 24,90), dat over Nederlandse mensen gaat in de Tweede Wereldoorlog; Billi Rosen schreef De tweede oorlog (Querido, f 19,50) over een familie tijdens de Griekse burgeroorlog. Het zijn allebei boeken die je als een klap op je kop treffen, al moet ik zeggen dat Ida Vos' boek me, misschien omdat het in Nederland speelt, het allerergst trof. Het gaat over Rosa, tien jaar oud in 1942, joods, die met haar ouders en jonger zusje in een steeds benauwder wereld komt te leven. Boven haar bed hangt een lijst met data met daarachter de verboden die de Duitsers de joden oplegden: niet meer in het zwembad, niet meer op bezoek bij niet-joodse Nederlanders, alleen nog mogen winkelen tussen drie en vijf uur, niet op straat na acht uur. De lijst wordt steeds langer en Rosa en haar zusje Silvie hebben er soms iets lacherigs over. Dat is dan ook ongeveer het enige waarover ze nog kunnen lachen, want het boek gaat vooral over de beklemming die er over het gezin en de bij hen inwonende mensen neerdaalt. Er gaat geen dag voorbij dat er niet nieuwe verschrikkelijke dingen gebeuren: buren en vrienden die worden opgehaald, de meester van het noodschooltje voor alleen joodse kinderen weg, de droevige violist die zijn zoon naar Mauthausen had zien gaan en dan zelf ook wordt weggehaald. Er is letterlijk nooit iets gewoon leuk in het leven van Rosa en Silvie en zelfs die ene woensdagmiddag die ze met hun tante op een vooroorlogse manier willen ‘vieren’, is nog doordrenkt van alle oorlogsellende: ze doen hun ster af en vergeten dat je niet zomaar zonder ster de straat op mag. Rosa is de hoofdpersoon, en het verhaal wordt via haar verteld. Ze vlucht weg in dagdromen, probeert dwars tegen haar pessimistische vader in, nog een soort hoop
levend te houden. Uiteindelijk krijgt haar vader natuurlijk gelijk: het gezin wordt opgepakt en achterin het boek staat dat alleen Rosa en een oom die toevallig net niet thuis was toen de Duitsers en de Nederlandse politiemannen langskwamen, de oorlog hebben overleefd. Het is het verhaal van Anne Frank van vóór de onderduik, en aanzienlijk minder optimistisch getoonzet. Ida Vos wist hoe het afliep voor de joden, Anne Frank niet.
Voor volwassenen is het een zwaar boek, omdat de ellende zo overheersend is, de oorlog zo onontkoombaar, en kinderen nog weerlozer lijken dan de volwassenen. Daarbij komt dat niet-joodse Nederlanders in het boek bijna zonder uitzondering wreed, onaangenaam, onverschillig, maar vooral laf zijn. Dat kan kinderen die dit boek lezen niet ontgaan en ik vraag me af hoe ze deze bittere beschrijving van de werkelijkheid uit 1942 lezen.
Bij De tweede oorlog ligt dat allemaal veel makkelijker, ook omdat Griekenland ver weg is. De Duitsers zijn weg uit Griekenland, maar de strijd tussen monarchisten en communisten is ontbrand. Andi en Paul wonen bij hun grootmoeder in een dorp op de Peloponnesus. Hun ouders vechten als partizanen mee tegen de monarchisten. In het dorp is dat wel bekend, maar het is de kinderen duidelijk dat alles wat met hun ouders samenhangt geheim is en vooral ook geheim moet blijven. Zoals de boodschappen die ze van hun grootmoeder naar de schaapherder hoog in de bergen moeten brengen en de grot waar ze dan toevallig terechtkomen, die kennelijk een opslagplaats voor wapens is. Wapens voor wie? Oorlog is, net als bij Ida Vos, de basisvoorwaarde voor het verhaal, want díé bepaalt de gebeurtenissen. De hoofdpersoon, het twaalfjarige meisje Andi, weet dat ook, weet dat ze daarom het verlangen naar haar ouders moet onderdrukken en dat ze voorzichtig moet zijn met mogelijke verraders. Als ze een keer even niet oplet, gaat het mis en vallen er doden. Zijzelf brengt het er levend af, maar uiteindelijk loopt ook dit boek helemaal niet goed af. En toch is de sfeer opgewekt en dat komt doordat de kinderen een tamelijk gewoon leven leiden, met school en het gewone gedoe thuis en bendes op het schoolplein en tochten de bergen in. Die kinderen kunnen de oorlog er net wel bij hebben.
Dat gaat bij Ida Vos niet. De volwassenen zijn, ondanks hun goede bedoelingen, niet in staat de kinderen tegen het kwaad te beschermen. Zodra kinderen dat door krijgen, is het uit met de kindertijd. Dat lees je af aan het boek, zoals je, eigenaardig genoeg, aan het Griekse boek het omgekeerde afleest: als volwassenen hun volwassenenrol, ondanks een oorlog, kunnen blijven spelen, kunnen kinderen hun eigen leven blijven leiden.
De onbeschrijflijke zoetheid die begint bij een marsepeinen varken, via een muis en een staande klok, een uil, een taxichauffeur, een bij en het afgevallen blaadje van een hibiscus terechtkomt bij een andere muis, die dan ten slotte ook een marsepeinen varkentje opeet en in een jurk van afgevallen hibiscusbloemblaadjes 's nachts gaat dansen aan de oever van de rivier, dat zou een diepzinnig verhaal kunnen zijn over de eeuwige kringloop van alles wat mooi, en poëtisch en zoet en liefdevol is. Het is in de woorden van Russell Hoban en getekend door Quentin Blake, vooral een heel logisch verhaal over de onderlinge afhankelijkheid van alles en iedereen, over de behoefte aan liefde en schoonheid die muizen en klokken en uilen en bijen blijken te hebben en die ze op zo'n prachtige manier onder woorden brengen dat ik de eerste leuke mens nog moet tegenkomen die dat nét zo ontroerend en geestig kan. Nuchter bekeken (maar hoe moeilijk is dat bij dit prachtboek) is Het marsepeinen varkentje (vertaling Huberte Vriesendorp, Fontein, f 17,90) een stapelverhaal vol bizarre personages die op hun zoektocht naar liefde niet alleen de wonderlijkste avonturen beleven, maar ook een diep inzicht blijken te hebben in eenzaamheid en verlangen en wat er verder allemaal met verliefdheid samenhangt. En dat alles niet alleen prachtig geschreven (en schitterend vertaald), maar door Quentin Blake ook nog bijna dromerig geïllustreerd. Wel erg veel superlatieven, maar het ís ook een superlatief boekje.
AUKJE HOLTROP
Vanaf heden zal Aukje Holtrop eens in de drie weken de rubriek ‘Kinderboeken’ verzorgen.