Tijdschrift
De Held (vijfde jaargang, nummer 5) goes USA meldt het besterde rood-wit-blauwe omslag. Hans Benens opent het Amerika-nummer met een overzicht van het naoorlogse proza in vogelvlucht. Nadat hij vele (school) bloemlezingen heeft doorgeploegd signaleert hij een soort literatuurhistorische opvatting. Vanaf de jaren zestig, het begin van de counterculture, doen de vrouwen en de zwarte auteurs van zich horen. Sterker nog met terugwerkende kracht worden zwarte schrijfsters en schrijvers van voorbije jaren nu ineens gewaardeerd. ‘The literature of Postwar America’ wordt gedragen door Bellow, Malamud, Roth en Updike en in 1973 wordt aan Thomas Pynchons Gravity's Rainbow een scharnierfunctie toegekend. Het postmodernistisch schrijven is hiermee op zijn hoogtepunt geraakt en zal plaats maken voor het neorealisme. Dan vallen de namen van Grace Paley, Harold Brodkey, Toni Morrison en Raymond Carver. De werkelijkheid wordt ‘gewoon’ beschreven, geen goocheltrucjes met de taal en de presentatie, het verhaal wordt rechtstreeks verteld en gaat over ‘levensechte’ personen. De uitgebreide beschrijving die Bertens geeft van dit neorealistische proza, dat zich vooral leent voor korte verhalen, lijkt een aanbeveling voor het te publiceren werk in De Held. In het vorige nummer stonden zoveel onleesbare bijdragen dat dit een behartigenswaardig adagium is voor de redactie. Redactrice Jessica Durlacher lijkt om te zijn en prijst nu het heldere proza van Mona Simpson. Een Umwertung aller Werte is haar juichende inleiding bij een interview met deze schrijfster. Mona Simpsons roman Anywhere but here noemt zij ‘nogal een ongewoon boek, aangezien het niet gaat over lamlendig gesnuif in snelle wagens door postmoderne meisjes en jongens die geen kant meer op kunnen van louter welvaren. Ook is het geen roman die je moet
lezen met een wetenschappelijk geschrift ernaast dat je moet uitleggen waar de ene verwijzing de andere spiegelt, het is gewoon een dik boek met een verhaal over een moeder en een dochter, bedacht en toch levensecht, spannend en toch zonder aanwijsbare plot, psychologisch zonder te psychologiseren.’ ‘Een leesboek, knap geschreven, over een paar gewone, dus grillige levens en karakters,’ luidt haar conclusie. Een fijn boekenclubboek, zou je ook kunnen zeggen. In ieder geval geeft Durlacher een kwalificatie waarmee de zogenaamde snelle auteurs als McInerney, Easton Ellis en Janowitz van tafel worden geveegd. Terecht lijkt me, want de debuten van deze auteurs, ook David Forster Wallaces The Broom of the System hoort daarbij, vormen een kortstondige opflikkering van dicht op de huid van de tijd geschreven avonturen, die geen behoorlijk vervolg hebben gekregen in een blijvender tweede boek. Mona Simpson noemt in het vraaggesprek een aantal degelijke, zij het wat afgezaagde voorbeelden, Kundera, Grass en Márquez, dus wie weet waagt zij zich op steekhoudender terrein. Niet ingedeeld in een genre wordt de ruige schrijver Barry Hanna, wiens afgedrukte verhaal ‘Rijden, vliegen, doordringen, rondhangen’ door Hans Bouman wordt ingeleid. Het dirty realism waar Bouman hem bij wil scharen spoelt de schrijver tijdens een ontmoeting met Bouman met een flinke slok whisky weg. Drank en bloed vloeien rijkelijk in zijn verhaal. Van Catherine Texier is het verhaal ‘De gleufhoed’ vertaald en van Tama Janowitz ‘Overtuiging’. Beide verhalen spelen in het hedendaagse New York. Texiers tekst is fragmentarisch van opbouw, maar toch uiteindelijk een aardig afgerond verhaal. Het overigens belazerd vertaalde verhaal van Janowitz is slap, hier en daar quasi-intellectueel en behoorlijk nietszeggend.
EVA COSSEE