Vrij Nederland. Boekenbijlage 1990
(1990)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Jan Fred van Wijnen‘Woensdag 10 januari is het gebeurd,’ zegt Guy Vandeputte, een van de zes medewerkers van de Stichting voor Vertalingen. ‘Totaal onverwacht komt de voorzitter van het bestuur mijn kamer binnen en zegt dat ik word ontslagen.’ Vandeputte, die per 1 februari op non-actief wordt gesteld, heeft een advocaat ingeschakeld om de beslissing aan te vechten. Hij werkt negentien jaar bij de Nederlands-Belgische Stichting en is de enige Vlaamse medewerker van het bureau in Amsterdam. Rienk Visser, voorzitter van de bestuur, ontkent dat het ontslag iets te maken heeft met het al jaren slepende conflict tussen de Nederlandse en Vlaamse financiers (de Vlaamse minister van cultuur Patrick Dewael betaalde lange tijd te weinig geld, en had nu als voorwaarde voor verdere financiering gesteld dat de Stichting zou worden geïntegreerd in de Nederlandse Taalunie). Evenmin had het iets te maken met de financiële problemen (vorig jaar een schuld aan de bank van 128.000 gulden, op een budget van negen ton). Die zijn opgelost: het ministerie van WVC betaalt tweederde van de schuld, het Vlaamse ministerie eenderde. De beide ministeries waren zo hulpvaardig omdat de Stichting is gezwicht voor de Vlaamse pressie en zal opgaan in de Nederlandse Taalunie (en de Taalunie wilde de Stichting alleen hebben als ze vrij van schulden was). Wat mag dan wel de reden zijn voor het ontslag van Vandeputte? Volgens Rienk Visser gaat de Stichting een nieuwe koers varen, en Vandeputte zou niet passen in het nieuwe concept. Hij zegt: ‘De Stichting moet meer een Maison Descartes-achtige uitstraling krijgen. Het verstrekken van informatie en het organiseren van congressen gaan we grootscheepser aanpakken en we gaan minder tijd steken in het persoonlijk bezoeken van uitgevers. Het bestuur meent dat anderen dan Vandeputte meer kwaliteit hebben voor uitvoering van het nieuwe beleid.’ Vandeputte zegt nog niets te hebben gehoord van een koerswijziging, die op 1 februari moet ingaan.
Kort na de zomer zal het eerste deel verschijnen van een tijdschrift dat De Arbeiderspers (van Singel 262) en Contact (van Kluwer) samen zullen uitgeven. De opzet, vertelt Emile Brugman, redacteur van De Arbeiderspers, lijkt op het Engelse tijdschrift-in-boekvorm Granta (een kwartaalblad met reisverhalen en literaire journalistiek). In het eerste nummer van het nieuwe tijdschrift staan reisverhalen. Brugman houdt zich nog aanbevolen voor een titel.
Eerst waren er twee Annie Romein-Verschoor lezingen: een aan de Nijmeegse universiteit, op 16 februari, en een aan de Leidse, op 8 maart. Nu is er (even) geen. Leiden had besloten om het dit jaar voor gezien te houden en de eer aan Nijmegen te gunnen. Wegens ziekte van een van de twee sprekers in Nijmegen gaat ook die lezing niet door. Leiden bestudeert nu of zij haar lezing op 8 maart alsnog kan houden, en Nijmegen hoopt dat haar lezing later in het jaar nog kan plaatsvinden. Volgens Maria Grever van het Nijmeegse centrum voor vrouwenstudies overleggen de twee universiteiten nog steeds over de mogelijkheid van een wissellezing: het ene jaar in Nijmegen, het andere in Leiden.
Op 31 mei verschijnt de eerste Engelse vertaling uit het oeuvre van Gerard Reve: Parents Worry (Bezorgde Ouders, 1988). Vertaler Richard P.J. Huijing was zes jaar geleden op eigen houtje begonnen met het vertalen van een aantal Reve-boeken. Dat doen meer vertalers, in de hoop ooit de zegen van de schrijver zelf te kunnen krijgen. In oktober 1988 werd de inspanning van Huijing beloond. Hij werd uitverkoren door de schrijver toen hij voor Satisfiction, festival of lesbian and gay writing in Rotterdam de Engelse vertalingen leverde bij de gedichten die Reve daar zelf kwam voordragen (bij het ‘toegift’ stonden de schrijver en de vertaler samen op het podium). Huijing heeft de laatste jaren al vier andere Reve's voltooid: Verzamelde Gedichten, Nader tot U, Op Weg naar het Einde en Taal der Liefde (van alle vier heeft Reve al enkele delen gelezen en goedgekeurd. Moeder en Zoon is bijna klaar, De Stille Vriend en Lieve Jongens staan ‘in de grondverf’. Huijing woont al twaalf jaar in Wales (hij heeft de Nederlandse nationaliteit, maar Engels is zijn moedertaal). Volgens hem heeft Reve Bezorgde Ouders uitgekozen als eerste Engelse vertaling, omdat hij dit boek beschouwt als ‘de culminatie van zijn grote bekentenisliteratuur’.
Janna Malamud Smith, dochter van de schrijver Bernard Malamud, schreef vorig najaar een artikel in de boekenbijlage van de New York Times over het dilemma waar de familie van een overleden schrijver mee worstelt: brieven en dagboeken wel of niet openbaar maken. Ze was nogal geschokt door de bekentenis van Stephen J. Joyce, kleinzoon van James Joyce, dat hij brieven van zijn tante Lucia (een dochter van James) had verbrand. Stephen Joyce reageerde met een woedende ingezonden brief, in de laatste bijlage van 1989: hij had de brieven wel vernietigd maar niet verbrand, hij zou doorgaan de privacy van zijn grootvader en zijn familie te beschermen en zou zich daarbij kosten noch moeite sparen. Brieven van zijn grootvader zelf had hij nog niet aangeraakt, maar elke liefdesbrief van zijn grootouders waar Stephen de hand op kan leggen wordt ‘onmiddellijk vernietigd’.
Eind september 1989 kocht antiquariaat De Slegte in Amsterdam een collectie bibliofiele uitgaven van de verzamelaar en boekbinder David Simaleavich. Het waren er ongeveer drieduizend, De Slegte telde er tweehonderdduizend gulden voor neer, en van alle stukken die hierover in de krant verschenen heeft bedrijfsleider Eric Schneyderberg een mooie collage gemaakt bij de kassa. Er hangt ook een fotokopie bij van een handgeschreven brief, waarvan alleen het briefhoofd en een deel van de eerste zin zichtbaar zijn: Gerard Reve aan E. Schneyderberg. Het is nog net leesbaar dat de schrijver reageert op de aankoop. Waarom de rest niet? Schneyderberg wil de brief niet laten lezen. Dat lijkt hem juridisch niet zo raadzaam en ook niet netjes tegenover Reve. Als zou blijken dat die fotokopie bij de kassa ook niet mag, dan haalt hij die zo weer weg. Na lang aanhouden blijkt dat Reve in de krant had gelezen dat er ook wat van zijn boeken bij de collectie zaten, en in de brief vroeg hij om een lijst van die boeken. Schneyderberg stuurde die lijst, en daarop volgden meer brieven. Over de inhoud doet Schneydenberg nogal geheimzinnig. Hij vertelt dat Reve altijd op zoek is geweest naar piratenedities, en dat hij niets voelt voor problemen met de schrijver door nu de briefwisseling openbaar te maken. Zoals bij elke collectie, zegt hij, zaten er hier ook een paar ‘roofdrukken’ tussen. Ze zijn niet verkocht, maar wat er wel mee is gebeurd wil hij niet vertellen. In Het Parool schreef Boudewijn Büch een woedend stukje over Simaleavich, die hij een ‘slijmerige geldmuis’ noemt. Büch liet vroeger veel verzen en verhaaltjes in kleine oplagen drukken, omdat hij ze ‘een beetje geheim’ en in elk geval onbesproken wilde houden. Simaleavich heeft er nogal wat van gebonden en kreeg er altijd een paar cadeau van Büch (inderdaad staat er bij De Slegte een flinke rij Büch-boeken in de collectie-Simaleavich, die is opgeslagen in een achterkamertje). Uit afkeer van de ‘louche geldmakerij’ waarin de moderne bibliofilie volgens hem is ontaard, heeft hij besloten om al zijn moderne bibliofilica ‘gewoon weg te smijten’. Desgevraagd vertelt Büch dat hij ze natuurlijk niet in plastic vuilniszakken op de stoep heeft gezet. Hij bedoelde dat hij ze zodanig uit zijn collectie heeft verwijderd dat ze niet meer in het ‘geldcircuit’ terecht kunnen komen. Eind deze maand verschijnt speciaal voor de collectie-Simaleavich een nieuwe catalogus van De Slegte (de laatste verscheen twintig jaar geleden), en volgens bedrijfsleider Schneydenberg is er deze keer ‘extra zorg’ aan besteed. Er staat voor deze gelegenheid zelfs een gedicht in... van Boudewijn Büch. Trots laat Schneydenberg het handschrift lezen. Büch krijgt er niet voor betaald. Althans, zegt Schneydenberg, ‘het woord gratis zou ik niet willen gebruiken.’ De oplage is 750. Het is dus niet ondenkbaar dat de catalogus - met gedicht - ooit nog eens opduikt in het bibliofiele circuit. |
|