Laten we gewoon doen, dan doen we al gek genoeg
100 jaar Propria Cures, Amsterdams studentenweekblad
Een geschiedenis van Propria Cures 1890-1990 door Lucas Ligtenberg en Bob Polak Uitgever Nijgh & Van Ditmar, 384 p., f 49,50
Maarten van Rossem
In hun inleidende hoofdstuk stellen de auteurs, beiden oud-redacteur van Propria Cures, dat PC zich sinds 1890 ontwikkeld heeft van een typisch studentenblad tot een literair-satirisch weekblad voor de culturele incrowd van Nederland. Een paar regels verder schrijven zij dat PC altijd de waan van de dag heeft bestreden, systematisch haaks op de tijd heeft gestaan. Deze observaties vormen, in combinatie, het ideaalbeeld dat de schrijvers van hun onderwerp hebben. Van dat ideaalbeeld klopt eigenlijk niet veel. Wie deel uitmaken van die incrowd is mij niet duidelijk, de redacteuren en hun kennissen misschien, vermeerderd met de oud-redacteuren, die zich nog steeds graag laten kwetsen door hun opvolgers? In mijn omgeving ken ik slechts één persoon die geabonneerd is op PC, maar daar gaat het om een geval van ernstige drukwerkverslaving. Ik heb niet de indruk dat de Nederlandse culturele elite PC elke week gretig uit zijn wikkeltje rukt.
Wie ooit van PC heeft gehoord, zal moeiteloos beamen dat het hier een tegendraads weekblad betreft. Als tegendraads heeft PC zelfs de nationale eeuwigheid verworven, in de vorm van een verwijzing in de grote Van Dale. Opvallend bij het lezen van Een geschiedenis van Propria Cures is dat het erg meevalt met die tegendraadsheid. De vraag is hier natuurlijk vooral ten opzichte van wie de tegendraadsheid geformuleerd wordt. Beschouwen we de opvattingen van een modale pastoor in Heerlen, of een modale huisvrouw in Assen als karakteristiek voor de Nederlandse cultuur, ja, dan is PC altijd zeer tegendraads geweest. Gaan we er echter van uit, en dat is te doen gebruikelijk, dat de tijdgeest bepaald wordt door de culturele elite, dan is het verrassend te constateren hoezeer PC met de tijdgeest in de pas heeft gelopen. Slechts tweemaal, in de late jaren vijftig en in de late jaren zestig, deed PC werkelijk iets bijzonders, was het als het ware de tijdgeest vooruit. Of, beter gezegd, droeg het bij tot het formuleren van een nieuwe tijdgeest. De schrijvers zijn zich overigens wel degelijk bewust van het feit dat PC in zijn honderdjarige geschiedenis slechts zelden heeft beantwoord aan hun ideaalbeeld. Ze maken tenminste voortdurend op treurige toon notitie van overdreven ernst, langdradigheid en gebrek aan ironie. Meestentijds was PC een gewoon studentenblad, met alle hinderlijke eigenschappen van dien. Studentikoos staat voornamelijk voor melig en oubollig. Studentenblaadjes zijn vooral introvert. De redacteuren schrijven voor en over zichzelf en hun naaste bekenden. Men is steeds bezig met uitlui en intree en de plagerij en de geestigheden kunnen alleen in zeer kleine kring begrepen worden. Dol is men ook op pseudoniemen, mystificaties en pastiches. Wat deze zaken betreft is PC altijd een studentenblad gebleven. De literarisering van mallejongensgeestdrift, zo merkte Frederik van Eeden al in de vorige eeuw op.
Gedurende de eerste dertig jaar van zijn bestaan was PC, afgezien van de jaren direct na de oprichting en de jaren rond de eeuwwisseling, een gewoon, middelmatig studentenblad, meer in het bijzonder een typisch corpsblad. In de jaren twintig maakte het weekblad een duidelijke bloeiperiode door, onder redacteuren als Henrik Scholte, Menno ter Braak en Henk Brugmans. PC excelleerde in deze jaren door intelligente aandacht voor de cultuur. Vooral de nieuwe filmkunst had de warme belangstelling van diverse redacteuren en PC deed op dit gebied baanbrekend werk. De meeste redacteuren waren in deze jaren uiterst rechts. Henrik Scholte verklaarde bij herhaling fascist te zijn. We moeten aan dit fascisme niet te zwaar tillen. De rechtse redacteuren waren vooral antiburgerlijk en antisocialistisch en eigenlijk niet zulke doorgewinterde fascisten. De grotere intellectuele levendigheid, de aandacht voor de film en het koketteren met het fascisme waren natuurlijk allerminst in strijd met de tijdgeest, die fenomenen waren karakteristiek voor de jaren twintig.