Vrij Nederland. Boekenbijlage 1990
(1990)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas HeijneHoe zit het eigenlijk met ons nationale volksgevoel? Twee weken geleden werd dertig miljoen gulden aan liefdadigheid voor Roemenië opgehaald en wie de kranten van die dagen gelezen heeft, weet dat dat niets is om trots op te zijn. Als Nederlander, bedoel ik. Integendeel, als iets bleek uit de verslagen van het evenement, dan was het dat je je als Nederlander diep, heel diep behoorde te schamen voor zoveel platte vrijgevigheid. In de Volkskrant maakte de standaardironie die voor dergelijke gelegenheden wordt bewaard, al snel plaats voor onvervalste walging jegens ‘een Hennie Huisman, een Linda de Mol’ enzovoort. En bij NRC Handelsblad-verslaggever Frits Abrahams was de drang om zich te distantiëren zo groot dat hij het gebeuren versloeg door de ogen van een fictieve Roemeen; voor de verandering nu eens niet die van een onmondige boerin uit het hart van Transsylvanië, bekend van alle actualiteitenrubrieken, maar door de ogen van een inwoner van Timisoara die in zijn geïroniseerde weerzin jegens alles wat Nederlands was, verdacht veel leek op een typisch Nederlandse halfintellectueel: ‘De Nederlanders hebben vooral de portemonnee op de juiste plek zitten - en ze zijn daar zeer trots op.’ De Bekende Nederlander als volksvijand nummer één. Aan de ene kant is er de zelfgenoegzaamheid, maar aan de andere kant is er de schaamte, en die is minstens zo groot. De wereld stort ineen waar we bijstaan, maar wij rollen schuimbekkend over de grond omdat Jaap van Meekren ons als volk ‘hartverwarmend’ heeft durven noemen. Nog liever springen we in een poel met piranha's dan een halfuur in een lift opgesloten te zijn met een zingende Annie Schilder. Ik herinner me een avond in een gezelschap dat liever niets gaf aan hongerlijdend Afrika dan de vernedering te moeten ondergaan een liefdadig tientje naar Mies Bouwman over te maken. En zie onze authentieke volkscultuur: Mies Bouwman is nog niet van het scherm verdwenen, of er is een nieuwe Mies Bouwman, namelijk de opblaaspop Linda de Mol (een even grote vakvrouw, dat wil zeggen, ook bij haar ben je al vergeten wat ze zei nog voor ze het gezegd heeft). De pijn om Nederlander te zijn; vandaar dat Nederlanders altijd over Nederlanders praten alsof ze het over een ander volk hebben. Vandaar dat een Nederlander in het buitenland zich krampachtig alle regionale zeden en gewoonten probeert eigen te maken, om zich de schande te besparen voor een landgenoot te worden aangezien (waardoor hij natuurlijk juist blijk geeft van zijn onvervalste Nederlanderschap). Vandaar dat hij liever zijn tong afbijt dan buitenlands te spreken met een Nederlands accent. Het verschrikkelijke aan Anita Meyer en Lee Towers in de ogen van hen die zich schamen is dan ook niet dat hun sleetse Amerikaanse repertoire iedere oorspronkelijkheid mist, maar dat je zo goed kunt horen en zien dat het Nederlanders zijn. Het heeft allemaal te maken met ons nationale minderwaardigheidscomplex. Zowel die schaamte als die zelfgenoegzaamheid komen volgens mij voort uit hetzelfde onbehagen; welbeschouwd is die zelfgenoegzaamheid niets anders dan verhulde schaamte. Het pijnlijke aan de jubelende volkstrots van Jaap van Meekren is dat het allemaal zo weinig authentiek aandoet, zo gespeeld, zo onecht is. Juist het feit dat hij zo nadrukkelijk moet zeggen dat ‘wij Nederlanders’ een groot en ruimhartig volk zijn, maakt het al verdacht. Niemand die er ook werkelijk in gelooft. (Overigens: wie wel eens een televisieprogramma op TV 5 met de volkshelden van het Franse amusement heeft gezien, of een liefdadigsheidsactie voor Engelse gehandicapten op de BBC, zal moeten toegeven dat platvloersheid, zelfgenoegzaamheid, opgeblazen eigenwaan en platte commercie geen typisch Nederlandse eigenschappen zijn; die mensen spreken alleen beter Frans of Engels dan wij.) Maar of het nu schaamte of zelfgenoegzaamheid is, in beide gevallen leidt het tot een vreemd soort culturele mimicry. De Nederlander doet niet, hij doet na. Van Meekren toonde ons een weinig geslaagde imitatie van een chauvinistische Fransman, anders niet. En de kunstenaar die geen gelegenheid voorbij laat gaan om te verkondigen dat in Nederland alles zo klein is (kleiner dan hij zichzelf ziet, bedoelt hij), en de journalist die zich openlijk en openhartig mee laat voeren door zijn schaamte voor alles wat Nederlands is, worden onherroepelijk het slachtoffer van dezelfde imitatiedrift. Binnen de kortst mogelijke tijd zijn zij verworden tot de Annie Schilders van de Nederlandse literatuur, de moderne muziek, de architectuur of de beeldende kunst. Met andere woorden: het klinkt echt Engels, Amerikaans of Frans, heel on-Nederlands, maar wie goed luistert hoort er de palingpop doorheen. Hoe graag we het ook anders gewild zouden hebben: het vaderlandse televisieamusement, met zijn imiterende Bekende Nederlanders, is de regel, niet de uitzondering; ons nationale minderwaardigheidscomplex heeft van de cultuur een play-back show gemaakt. |
|