Vrij Nederland. Boekenbijlage 1990
(1990)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdPruttelende theepotBas Heijne noemt mij (in zijn column van 23 december) een ‘rationeel idealist’, een kwalificatie waar ik me niet veel bij kan voorstellen, en al helemaal niet in verband met mijn stuk in De Groene (6 december) over De avonden. Ik leg in dat stuk uitvoerig uit waarom ik Reves boek ruim twintig jaar geleden van een dodelijke saaiheid vond en waarom ik dat nu nog steeds vind. Ik leg verder uit dat er een verband bestaat tussen de zeurderige stijl van het boek, de abjecte ideeën en het kaktaaltje van Van Egters en het daar maar moeilijk van te onderscheiden cynisme van Reve. Uiteraard stoort het me niet dat een romanpersonage er kwalijke opvattingen op na houdt, zoals Heijne blijkbaar denkt, wat me stoort is de luchthartig cynische houding van de schrijver daartegenover: er is in De avonden domweg geen sprake van tegenspel. Een satirische roman? Laat me niet lachen. Satire veronderstelt - van Swift tot Bernhard en van Goya tot Lucebert - een orkanisch type intelligente woede in vergelijking waarmee Reves opstandigheid in De avonden nog het meest wegheeft van een pruttelende theepot. Mes in eigen vlees? Kom nou! Als er in De avonden al ergens het mes in wordt gezet (die formulering veronderstelt een scherpte en een directheid die het boek ten enenmale mist), dan toch uitsluitend van op comfortabele afstand in het vlees van anderen, zodat mogelijke verontrustende reacties in elk geval buiten gehoorsafstand blijven. Dat is nu juist waarom ik het boek zo saai en gemakzuchtig vind. En tegelijk wat ik er in sociale zin op tegen heb. Heel, Cyrille Offermans | |
Vincents jeugdIn zijn bespreking van De jonge Vincent (Boekenbijlage van 6 januari) schrijft Wim Voermans: ‘Tekenen of schilderen deed Vincent tot aan zijn drieëntwintigste ook niet of nauwelijks’. Dit is in strijd met de feiten en met mijn boek. Vincent tekende wel degelijk, bij vlagen zelfs heel veel. Bovendien verkeerde hij vanaf zijn zestiende in een toestand van vervoering voor de wereld van schilderijen en al vroeg koesterde hij de heimelijke droom om schilder te worden. Toen hij uiteindelijk die grote stap waagde, was hij zich er dan ook terdege van bewust dat hij een draad uit zijn jonge jaren opvatte, getuige de volgende mededeling aan Theo: ‘Ik zal mijn potlood weer opnemen en me weer aan het tekenen zetten’ (cursivering van mij). De kunstenaar Van Gogh is niet plompverloren uit de lucht komen vallen, maar pas na een lange en moeilijke aanloopperiode doorgebroken. Zijn jeugd zit dan ook vol verwijzingen naar zijn latere kunstenaarschap. Dat is, dunkt mij, voldoende rechtvaardiging voor een onderzoek naar en een beschrijving van die jeugd. Den Helder, Jan Meyers | |
De hele Bibelebontse bergAnne de Vries mag dan sinds mei 1989 doctor in de kinderboeken zijn, hij zal toch niet zo verwaand zijn om voortaan zijn proefschrift (Wat heten goede kinderboeken) als de bron en het begin van alle wijsheid te beschouwen? De Vries zou kunnen weten, dat de wisselende waardering voor beroemde kinderboeken als Dik Trom, Schoolidyllen, Pietje Bell e.a. allang bekend is bij iedereen die zich voor kinderboeken interesseert. Zijn boek heeft ook in dat opzicht niets nieuws onthuld. De geïnteresseerde lezer kan al jaren terecht bij de voortreffelijke documentatieafdeling van de Openbare Leeszaal in Amsterdam, die lezer (en ook de gemiddelde journalist is daartoe best in staat) kan talloze recensies en artikelen over dit onderwerp raadplegen bij de UB in Amsterdam of bij het NBLC in Den Haag, hij of zij kon ook bij Daalder en Dasberg al lezen dat er zeer gemengd geoordeeld is over die klassieke kinderboeken. Sinds dit jaar is Anne de Vries' naslagwerk daarbij gekomen. Geheel zoals dat behoort heb ik zijn boek, samen met andere boeken en brochures waarvan ik gebruik heb gemaakt voor mijn artikelen, achterin De hele Bibelebontse Berg vermeld. Die lezer met honger naar méér, over wie De Vries zich in zijn bespreking van De hele Bibelebontse berg in de Boekenbijlage van 6 januari zo bezorgd toont, komt er zelfs als hij het boek alleen maar doorbladert dus vanzelf achter dat Anne de Vries óók een boek over kinderboeken heeft geschreven. Zijn nuffige en aangebrande opmerkingen over navertellen (de term alleen al!) en ‘niet netjes’ slaan dan ook nergens op. Amsterdam, Aukje Holtrop |
|