Een voorliefde voor literatuur als denkoefening
Essaybundels van Boomsma en Hertmans
Een lek in het zwijgen door Graa Boomsma Uitgever In de Knipscheer, 332 p., f 42,50
Sneeuwdoosjes door Stefan Hertmans Uitgever Meulenhoff/Kritak, 176 p., f 34,50
Jacques Kruithof
Essayisten, vooral zij die meestal over literatuur schrijven, worden hoofdzakelijk gelezen door mensen die een artikel of scriptie moeten schrijven, een spreekbeurt houden of een tentamen doen. Dat is de ervaring uit mijn onderwijsjaren; het verklaart ook iets over verkoopcijfers (men schaft zich een essaybundel niet aan, maar leent het boek), en over het succes van behulpzame uitgaven als Bzzlletin en het Kritisch lexicon.
Ik lees essayisten voornamelijk als mijn collega's: niet zo zeer om iets wijzer te worden over de behandelde auteurs, al is dat altijd welkom, maar over henzelf, over hun reflectie op kunst, literatuur en muziek, over de essayist als schrijver. Ofte wel: mij interesseert allereerst hun plaats in de ‘traditie van het nieuwe’. Wat zijn hun uitgangspunten, accenten, referenties, waar trekken we gelijk op, waar gaan de wegen uiteen? Recente bundels van Graa Boomsma, vroeger onder meer medewerker van De Waarheid, en van de Vlaamse auteur Stefan Hertmans geven aanleiding om die vragen weer eens te stellen.
Van dit tweetal staat Boomsma duidelijk het verst van mij af. Hij is (nog steeds, of nog steeds een beetje, dat kan ik niet uitmaken) een aanhanger van de zogenaamde materialistische literatuuropvatting, die na 1968 in het artistieke en universitaire leven aan de weg timmerde. De titel van een bloemlezing, door J.F. Vogelaar samengesteld, kon toen als credo gelden: Kunst als kritiek. Boomsma heeft het over: ‘kunst als opstand, aanklacht en hoop, als vormgever van andere mogelijkheden’.
Ik kan mij vergissen, maar dit klinkt toch anders dan de marxistische strijdkreten van vijftien, twintig jaar geleden, waar ik mij van meet af aan tegen gekeerd heb. De formulering slaat in elk geval op veel literatuur die mij na aan het hart ligt, bij Musil te beginnen. Bij veel van Boomsma's bentgenoten uit de jaren zeventig is de strijdbijl begraven - dat is goed te zien in Raster - en veel van zijn voorkeuren zijn ook de mijne: Ritzerfeld, Ten Berge, Nooteboom bijvoorbeeld.
Graa Boomsma
hape smeele
Al evenzeer met ‘ja en nee’ reageer ik op sommige generaliseringen waarin Boomsma's bloed kruipt waar het niet gaan kan. Over de camera: ‘de uitvinding van dat mechanische oog veranderde de wijze waarop de mens waarnam, omdat er niet één centrum in de wereld meer bleek te zijn’.
Malevitsj ‘is een van de kunstenaars geweest die de waarneming hebben bevrijd van routine en oppervlakkigheid’. Bert Schierbeek ‘bestrijdt in zijn associatieve prozaketens waarnemingsautomatismen’. De moderne roman ‘is de vernietiging van het ego uit één stuk’. Dergelijke stellingen zijn mij wat al te warrig onder woorden gebracht, én ze verwarren denkbeelden van enkele kunstenaars, hun poëtica zoals dat heet, met een mogelijk effect, en dan nog een effect op enkelen. Ik hoop tenminste nooit in een onbewaakt ogenblik zoiets over ‘de mens’ of ‘de waarneming’ geschreven te hebben.
Toch is de poëtica zelf mij sympathiek, en met wat Boomsma opmerkt over het essayistische en het fragmentarische schrijven in de moderne literatuur, met verwijzingen naar Valéry, Mallarmé en anderen, ben ik het grotendeels eens. Dat gebeurt ook wanneer Boomsma een enkele keer lichtelijk polemisch uit de hoek komt, en zijn weerzin tegen ‘benauwde ego-literatuur’ laat merken. Of als blijkt dat hij een en ander van het Russisch formalisme heeft opgestoken.
Wat ik met Boomsma volstrekt niet gemeen heb, is een belezenheid in de moderne Amerikaanse literatuur, waarover hij eerder zijn Vrijheid in de steigers schreef (1985). En ik vind hem, ook in zijn grotere stukken, onmiskenbaar een criticus, iemand die het meest thuis is op de korte baan van de bespreking van afzonderlijke boeken. Ook dat is een verdienste, maar bij Boomsma mis ik de synthese, de allure die, om in zijn buurt te blijven, Cyrille Offermans en Vogelaar soms aan de dag leggen.