Vrij Nederland. Boekenbijlage 1990
(1990)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
VN Vrij Nederland
| |
Max NordDe manier waarop in Polen, Tsjechoslowakije, Hongarije en Oost-Duitsland en laatstelijk Roemenië met instemming van de noodlijdende bazen in Moskou de communistische onderdrukkers worden weggeveegd, is op meer dan een manier indrukwekkend. Met ingehouden adem zitten wij hier te kijken hoe de partijleiders als herfstbladeren van de stalinistische bomen waaien. Al die regeerders met hun geheime diensten, al die bedrijvers van gruwelen, al die welgestelde soberheid prekende bedriegers met hun auto's, villa's, sauna's en verwarmde zwembaden, worden niet opgehangen, gevierendeeld, zelfs maar bij uitzondering (afgezien van het echtpaar Ceausescu) gevangen gezet. Nee, ze blijven gewoon thuis en niemand komt ze halen. Huisarrest heet dat. De Berlijnse Vopo's krijgen bloemen in plaats van de kogel, alleen hun bloedhonden worden (door henzelf) afgemaakt. De omgekeerde wereld. DE HARDE KERN
Diner op de vijfenzeventigste verjaardag van Lodewijk van Deyssel. Van links naar rechts: Van Deyssel, Jeanne Kloos-Reyneke van Stuwe en Alfred Haighton
In Tsjechoslowakije speelt een schrijver de hoofdrol, hij is zelfs de nieuwe president geworden. Intussen heeft hij al een nieuwe schrijversbond opgericht. De meelopers, de leden van de nog-niet-voormalige partijbond, deden op die oprichtingsvergadering hun mond wijd open zonder dat die dichtgeslagen werd. Toch zijn zij de collaborateurs, zij zijn het die de censuur uitoefenden, boeken verboden, collega's brodeloos maakten. Wat kan er op die manier van de zuivering terechtkomen! Dat is kennelijk nog moeilijker dan het hier was, na mei 1945. De verhoudingen daar zijn veel ingewikkelder. Maar wat betekent dat: bijna een halve eeuw onderdrukking, onvrijheid, op je vingers gekeken worden, vergunning vragen, ter verantwoording worden geroepen, praten over schrappingen en wijzigingen in je manuscript, weigeren te praten, risico's lopen, en compromissen sluiten, vooral met jezelf. Onvoorstelbaar. Dat is op dit ogenblik natuurlijk allemaal van weinig belang, want de vrijheidsstrijd is nog in volle gang. Talloze communisten van de oude stempel zijn nog onmisbaar, even talloze anderen zitten nog af te remmen in de institutionele organisaties, de goede oude partijgangers zitten bang te wezen voor hun baantjes. De gedachte aan de zuivering die in Midden- en Oost-Europa toch op gang zal komen dringt zich op bij lezing van het net verschenen tweede deel van Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie van Adriaan Venema. Dit deel heet De harde kern en behandelt dan ook de orthodoxe geloofsgenoten van de nazi's in de Nederlandse literatuur tussen 1940 en 1945 en daarna. De voornaamsten, dat zijn er een stuk of tien, zijn gelukkig niet van de hoogste literaire orde. Jan Eekhout bijvoorbeeld, Jan van der Made, Nico de Haas, Martien Beversluis, Steven Barends, Ernest Michel. Alleen oudjes zoals ik weten nog wie dat zijn. George Kettmann jr. is bekender, aan hem is twee jaar geleden zelfs een serieuze studie gewijd - die hij niet waard was. En Henri Bruning heeft bij enkelen nog de reputatie van kwaliteit. Wijlen H. van Galen Last heeft zelfs bij herhaling de uitgave bepleit van diens verzamelde werken. En dan is er natuurlijk nog Albert Kuyle, die katholieke boze geest van voor, tijdens en na de oorlog. | |
Dichtende querulantEen literaire trapezewerker in het straatcircus van onze letterkunde toen, was Lodewijk van Deyssel, met in zijn kielzog Kloos' weduwe Jeanne Reyneke van Stuwe. De bijzonder slechte houding van Van Deyssel komt tamelijk uitvoerig ter sprake, want zijn erflater Harry Prick blijft zwijgzaam over deze beschamende periode van de befaamde Tachtiger. Hij is alleen nog maar in de schijnwerpers gezet in Het oog in 't Zeil. In dit verband, dat van De nieuwe gids, wordt handel en wandel van de fascist en antisemiet Alfred A. Haighton nu eens grondig doorgelicht. Die ging met zijn uit verzekeringen in het loterijwezen verkregen rijkdommen immers De nieuwe gids financieren, zoals hij ook het schendblaadje De bezem deed. Dat het gruwelverhaal van de dichtende querulant Haighton, die drie verschillende eenbenige dames huwde, niemand, zelfs Mulisch niet, tot een verbijsterend levensechte biografie heeft geïnspireerd, mag een wonder heten. Even verbluffend, al is het in andere zin, is het interview van Venema met de, terecht, volstrekt onbekend gebleven ‘frontdichter’ Jan Rudolf Hommes. De SS'er Hommes was jurist. Hij vocht als ‘oorlogsberichtgever’ in Rusland, ging toen naar Frankrijk, kwam in de marine terecht, vocht weer met de Landstorm tegen de Canadezen op de Veluwe en werd bij Arnhem gevangen genomen. Van een tribunaal kreeg hij acht jaar, dat werd verlaagd tot drie, wat weer gelijk was aan zijn voorarrest, zodat hij al gauw weer vrij en zeer gelukkig rondliep. Want zijn oorlogsverleden en het feit dat hij statenloos was, werd niet als bezwaar ondervonden door de nieuw benoemde gouverneur van Nieuw-Guinea om hem al gauw, januari 1950, mee te nemen als juridisch adviseur... Zijn gedichten maken zelfs niet boos. Toen ze in de oorlog verschenen, heb ik ze niet gelezen; ze waren me beslist niet opgevallen tussen het andere afval. Het verhaal van Hommes brengt ons weer tot een oordeel achteraf over de zuivering. J.B. Charles was nog van mening dat de berechting door barmhartigheid is vergiftigd (Van het kleine koude front). Dat was te zachtmoedig voor hem. Barmhartigheid? Nee, onverschilligheid, eigenbelang, partijbelang, zelfbescherming, en vast ook wel de onmogelijkheid om op zo grote schaal (tussen de 120.000 en 150.000 gearresteerden en een 450.000 dossiers ten behoeve van de bijzondere rechtspleging, vermeldt Peter Romijn in Streng en rechtvaardig) met zo weinig mensen en middelen de passende straffen te bepalen en uit te voeren. Venema heeft geen reden om barmhartig te zijn, noch heeft hij enig belang bij mildheid of vergevingsgezindheid, of ook bij hardheid, in zijn oordeel. Hij is onverzoenlijk, dat is iets anders dan hard, en het pleit voor hem dat hij voor de strengheid van zijn opvatting uitkomt. Hoe objectief hij is, bewijst hij met zijn vragen aan Hommes en de weergave van diens antwoorden. Dit is overigens de enige uitzondering die hij maakt op zijn standpunt zich geheel te baseren op geschreven en gepubliceerde bronnen. In dit geval daartoe gedwongen door het gebrek aan een van die bronnen. Hoe onverbloemd hij voor zijn afkeer van de volkse schrijvers uitkomt, is onder andere te vinden in zijn behandeling van de rabiate Albert Kuyle, die ondanks een schrijfverbod na de bevrijding aan de Limburgse pers kon meewerken. Hij ging niet alleen voort schrijvers als Jan Engelman, Antoon Coolen en Bertus Aafjes zwart te maken, maar ging ook zo tekeer tegen de schilder/ex-verzetsman Aad de Haas dat het bisdom Roermond een kruiswegstatie van zestien panelen van De Haas uit een kerk in Vervolg op pagina 4 |
|