Vrij Nederland. Boekenbijlage 1990
(1990)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermdBas HeijneNatuurlijk was het een taxi-chauffeur. Tijdens de rit van het station naar mijn huis draaide hij met een achteloos gebaar de autoradio zachter en begon te kankeren. Amsterdamse taxi-chauffeurs zijn de vleesgeworden onvrede en ze kankeren op een toon die iedere tegenspraak uitsluit; stellig en klaaglijk tegelijk. Zo wordt een ritje van een tientje meestal tot een hellevaart vol dagelijkse ongenoegens. Maar deze was anders. De toon was vertrouwd, de woorden verschilden. Deze taxichauffeur, de eerste van 1990, klaagde dat er zo weinig te klagen viel. Alles was goed, te goed, iedereen was rijk, te rijk, de mensen waren tevreden, te tevreden. En iedereen was het met elkaar eens. Walgelijk, zo tevreden als iedereen was. Het werd weer eens tijd voor een flinke rel. Actie vraagt om reactie, woord vraagt om weerwoord, spraak om tegenspraak; wanneer de spanning van de dialectiek wegvalt, gaat iets verloren. Mijn taxichauffeur krijgt indirect bijval van Hans Magnus Enzensberger, die zich naar aanleiding van zijn Ach Europa! in het interview in de Boekenbijlage van vorige week eveneens aan een dergelijke morsige klacht waagt: ‘Er is geen proletariaat für sich meer, het proletarisch bewustzijn is verdwenen. Waarom? Omdat er een maatschappelijke overwinning is behaald. De vakbonden zijn volledig erkend. Zelfs een luilak mag in Duitsland niet ontslagen worden. Misschien zullen we in de toekomst een tegenspeler van het kapitaal nog node missen. Want het kapitaal zou weleens minder tot leren in staat kunnen blijken wanneer het met rust wordt gelaten.’ En de cultuur? Ook in de cultuur heerst algehele ontspanning, ook in de cultuur is de muur tussen actie en reactie geslecht. Er wordt weinig meer bestreden, er wordt weinig meer verdedigd, er wordt vooral gerelativeerd. De cultuur heeft de cultuurkritiek opgeslokt en alles kan vredig naast elkaar bestaan. Grenzen weg! Wie de nieuwe minister van WVC over een ‘multiculturele samenleving’ hoort babbelen, krijgt de indruk dat ze het over een supermarkt heeft waar alleen maar nog meer te koop is dan voorheen en alles extra goedkoop. En wanneer die handel binnenkort wordt overgenomen door de culturele coöperatie Europa, komt dat de verscheidenheid van het assortiment alleen maar ten goede. Niet dan? Ja toch? Een cultuur zonder kritiek is een cultuur zonder betekenis. Zoals het kapitaal het maar moeilijk zonder ‘vijandbeeld’ zal kunnen stellen, zo verliest een cultuur die ‘met rust wordt gelaten’ onherroepelijk aan belang. Die postmoderne impasse is wel eens vaker in kaart gebracht, maar in een klimaat waar alles gelijk is aan alles, maken zulke kritische analyses weinig indruk. De massacultuur is gericht op consumptie, van goederen, maar ook van ideeën, boeken, pamfletten en manifesten. Dat is het probleem: wie kritiek uitoefent op de moderne massacultuur, zal moeten beseffen dat hij tegelijk deel uitmaakt van die cultuur, dat hij er het produkt van is, dat hij in zijn eigen vlees staat te kerven. Wie zelf buiten schot blijft, zoals zoveel Wanhopige Zieners, is niets anders dan een koffietafelfilosoof; een uitwas van de massacultuur die hij bestrijdt. Wie kritiek wil uitoefenen die zinvol is, steekt de hand in eigen boezem. Wie wil ontkomen aan postmoderne apathie, moet niet anderen aanvallen, maar zichzelf. Als er al hoop is voor de kritiek, dan is het de zelfkritiek. Dat lijkt me een gezonde vorm van schizofrenie; blijft een weerwoord achterwege, dan zoek je dat weerwoord in jezelf. De ware criticus is het niet met zichzelf eens. De moderne cultuurfilosoof spreekt zichzelf tegen. Ieder zijn eigen vijand: feministen tegen het feminisme, anti-racisten tegen het anti-racisme, kapitalisten tegen het kapitalisme, journalisten tegen de journalistiek, politici tegen de politiek. Beeldhouwers vallen de beeldhouwkunst aan, dichters de dichtkunst, romanciers de roman, columnisten het columnisme. En: de criticus die klaagt dat er teveel boeken zijn, moet beseffen dat hij zelf teveel heeft gepubliceerd. Leve de innerlijke dialectiek! De onheilsprofeet die zichzelf vervloekt. Zo'n houding leidt tot een innerlijke verdeeldheid, tot inconsequentheid, tot tegenstrijdigheden, tot gezichtsverlies en in sommige tragische gevallen misschien tot verlammende zelfhaat. Dat kan zijn, maar volgens mij leidt het ook tot de spanning die iedere kritiek nodig heeft om werkelijk van betekenis te zijn. Wie aan zichzelf een klap uitdeelt, hoeft nergens van te schrikken. Zolang hij maar hard terugslaat. |
|