Een besmette kokkin
Rapporterend proza van Jürg Federspiel
De ballade van de besmette Mary door Jürg Federspiel Vertaling A.M. Hooij Uitgever De Prom, 131 p., f 25,90
Eric Gobbers
Een feit: op 11 november 1938 werd het lijk van een vrouw genaamd Mary Mallon in allerijl van het ziekenhuis waar ze was gestorven naar het St. Raymond kerkhof te New York overgebracht. Ze werd ervan verdacht de mythische ‘besmette’ Mary te zijn die gedurende zestig jaar een lange lijst tyfusslachtoffers zou hebben veroorzaakt. Over haar geval heeft de auteur Jürg Federspiel na grondig onderzoek slechts twee artikelen gevonden in medische tijdschriften van meer dan veertig jaar geleden. Een documentair verslag is zijn boek dan ook allerminst geworden. Federspiel komt trouwens op geen enkel moment aan het woord. Mary's levensverhaal vanaf haar aankomst op Ellis Island aan boord van het immigrantenschip ‘Leibnitz’ wordt verteld door een dokter, Howard J. Rageet, wiens grootvader beroepshalve met Mary in contact was gekomen. De dokter die dit fictieve verhaal construeert door al speculerend de schaarse feiten aan elkaar te breien, lijdt aan een niet gespecificeerde terminale ziekte en probeert het duistere enigma van zijn naderende dood zo een vorm te geven. Het wordt nooit duidelijk waar Rageet (of Federspiel for that matter) naar toe wil. We volgen Mary, die van Duitse afkomst is maar tegen iedereen volhoudt dat ze de dochter is van de Ierse kok die op de ‘Leibnitz’ werkte, op haar dodelijke tocht door New York. Aan boord van het schip was ze door de kok Mallon onder zijn hoede genomen nadat haar familieleden waren bezweken aan de beestachtige condities die aan boord heersten. De enige woorden die ze bij aankomst in New York machtig is, zijn ‘I can cook’ en het is al kokend in de rijke huishoudens van de stad dat ze de ene tyfusepidemie na de andere laat uitbreken.
Tussen de eentonige opeenvolging van korte taferelen weeft Rageet beschouwingen over het New York op het einde van de negentiende eeuw met een enorme kloof tussen arm en rijk. Op een bepaald moment fantaseert hij over een ruimteschip dat hij zou bevolken met kinderen van zijn keuze. Naast Holden Caulfield, Hannibal, Oliver Twist, Rimbaud, Van Gogh, Goya, Hitler enz. zou hij ook Mary meenemen en hij bedenkt: ‘Ik zou de wereld veel hebben afgenomen, zowel zogenaamd goede als zogenaamd kwade mensen, maar ik zou met het ruimteschip, men kan het kinderlijk noemen, de wereld armer hebben achtergelaten.’ Mary is voor Rageet een projectie van zijn eigen twijfels en schuldgevoelens over de kwade wereld waarin hij als dokter (kinderarts!) zijn rol heeft gespeeld.
Het boek van Jürg Federspiel maakt zijn emotionele potentie van elegische ballade niet waar. De terughoudendheid van de auteur(s) om een tragische grond te raken en de afstandelijkheid van het rapporterende proza doen het werkje in een literair niemandsland terechtkomen waar de vergetelheid genadeloos is.
■