Prijzenswaardige nieuwigheidjes
Twee handwoordenboeken: ‘Nederlands’ en ‘Spelling’
Prisma handwoordenboek Nederlands samengesteld door André Abeling Uitgever Het Spectrum, 1012 p., f 19,90
Prisma handwoordenboek spelling Uitgever Het Spectrum, 904 p., f 19,90
Hans Heestermans
Wat zoekt u op in een woordenboek? Times Literary Supplement heeft daar ooit een klein onderzoekje naar gedaan. Tot mijn verrassing bleken de meeste mensen (57 procent) het woordenboek te raadplegen voor het oplossen van puzzels. Dat was voor mij, als woordenboekmaker, ronduit teleurstellend. Ik ging ervan uit dat de meeste mensen het woordenboek pakten om de betekenis van woorden of uitdrukkingen op te zoeken of om te weten te komen hoe je een woord nu precies moet gebruiken.
Ik hield toen zelf een kleine enquête onder de lezers van het maandblad Onze Taal. Het percentage van Times werd niet helemaal bevestigd; slechts 36 procent gebruikte een woordenboek als steun bij het oplossen van cryptogrammen en puzzels of als scheidsrechter bij scrabble. Maar het getal bleef hoog. Eveneens 36 procent echter keek in het boek om de betekenis op te zoeken van weinig gebruikelijke, archaïsche, dialect- of vakwoorden. Minder dan 16 procent sloeg het regelmatig op bij spellingproblemen: is het grind of grint? Nog minder (3 procent) wil de uitspraak weten en velen (20 procent) kijken vooral naar vaste verbindingen, zegswijzen en spreekwoorden.
Er is een nieuw woordenboek op de markt: Prisma Handwoordenboek Nederlands. Ik heb het sinds zijn verschijnen zeer intensief gebruikt en het is me goed bevallen. Voor wie van de bovengenoemde categorieën is het bestemd of liever: wie kan met dit boekje goed uit de voeten?
Allereerst: als u een van die 36 procent bent die in een woordenboek ongebruikelijke, archaïsche, dialect- of vakwoorden opzoekt, dan moet u dit boekje niet kopen. Vergeefs zult u het pakken om te weten te komen wat loospijpen, omofagie, omnipracticus of pinoline betekent. Maar dat kan ook niet anders. Het boekje bevat, naar schatting, 60.000 woorden (op 1.012 kleine pagina's) en de redactie heeft dus moeten woekeren met de ruimte. De woekering met de ruimte zien we ook in de betekenisomschrijvingen. Die zijn kort en kernachtig. De meest noodzakelijke informatie staat er in. Huisjesmelker wordt gedefinieerd als ‘iemand die slechte huizen (te duur) verhuurt: woekerverhuurder’ en dat lijkt me voorlopig meer dan genoeg. Natuurlijk leidt die beknoptheid soms tot oversimplificatie. Zo is serendipiteit omschreven als ‘aangeboren ontdekkingsgave’. Met die wetenschap doe je niet zo erg veel, vrees ik. Zeker niet als in een ander woordenboek is te vinden dat de betekenis is ‘gave om door toeval en intelligentie iets te ontdekken waarnaar men niet op zoek was’.
Maar in feite lijdt elk woordenboek aan die beknoptheid. Als u helemaal niet weet wat het woord bokking betekent, dan komt u met een woordenboek ook niet veel verder dan de kennis dat de bokking een vis is. Dat is, als enige informatie, bevredigend. Net als de vermelding dat serendipiteit een ‘aangeboren ontdekkingsgave’ is. De uitgebreidere kennis komt later wel.
Het boek bevat een paar lexicografische nieuwigheden die mij zeer goed bevallen. Elk woordenboek worstelt met de volgende vraag: moet ik het woord middagdutje gaan omschrijven als: ‘dutje dat in de namiddag wordt gehouden’, en middageten als ‘maaltijd rond het midden van de dag’? of zet ik er, uit ruimtebesparing, niets bij?
De vernieuwing in dit woordenboek is dat de samenstelling middagdutje (zonder definitie dus) niet ná het woord middag is opgenomen, maar ín het woord middag, en wel bij de betekenis ‘namiddag’. En middageten vindt u onder de betekenis ‘midden van de dag’. Zo is, stelt de redactie, de betekenis uit de woorddelen af te leiden. Hoewel de betekenis van geen enkele samenstelling uit de som der samenstellende delen is op te maken (een tandartsstoel is niet zomaar een stoel van een tandarts), geeft de gekozen oplossing de lezer toch meer informatie dan wanneer middagdutje, zonder definitie, ná middag zou zijn opgenomen.
Een handig nieuwigheidje is ook dat in de trefwoorden is aangegeven waar het woord kan worden afgebroken: jog.gen, ont.hul.len, on.tie.ge.lijk.
Een derde, prijzenswaardige vernieuwing is de analogie. Bij huis vindt u niet alleen de betekenisomschrijving ‘gebouw (voor bewoning)’. Nee, U treft er ook de woorden aan die met huis te maken hebben: fundament, muren, dak(kap), balkon, loggin, portiek, serre, vliering, vloeren, enzovoort. Zo vindt u bij theater: zaal, podium, rangen, (balkon, engelenbak, galerij, loge, parket, parterre, stalles).
Verder geeft het de uitspraak van vreemde woorden (skrimmidzj) en voldoende vaste verbindingen, uitdrukkingen, zegswijzen en spreekwoorden.
Kortom: voor ieder die voor niet te veel geld goede, beknopte informatie over woorden wil hebben, is dit boek zeer geschikt. Tegelijkertijd is het Prisma Handwoordenboek Spelling verschenen. Hierin staan 90.000 trefwoorden. Achter deze trefwoorden staat geen betekenis alleen geslacht, verbuiging en vervoeging. Bij buutspel leest U dat dit ‘o(nzijdig)’ is en bij buten dat we zeggen: ik buut, hij buutte, wij hebben gebuut.
In het Groene Boekje, dat in 1953 verscheen, staan maar 50.000 woorden. De 40.000 die na 1953 zijn gekomen kunnen echter ook wel eens spellingsproblemen opleveren. Hoe spelt u test-case? Aan elkaar of met een streepje?
In Duitsland is de Duden-Rechtschreibung het meest verkochte woordenboek. Prisma's Spellingswoordenboek zou best eens dezelfde status kunnen krijgen.
■