Camilo José Cela
Vervolg van pagina 1
vreden zijn en Cela met hen: de perversie van Mrs. Caldwell spreekt met haar zoon lijkt in niets op zijn eerdere werk. Bij dit boek zou het net als bij De familie van Pascual Duarte gaan om een manuscrit trouvé. Dat achter die mystificaties iets anders dan speelzucht zou zitten, bijvoorbeeld een poging de censuur te misleiden, lijkt me twijfelachtig.
Het recentste in het Nederlands uitgekomen bock van Cela, De windmolen, is een novelle uit 1956. Of Cela ook De windmolen heeft opgedragen aan de kritiek vertelt de geschiedenis niet, maar het is, dat kan niemand meer verbazen, opnieuw een volkomen ander, ditmaal ronduit burlesk boek, met veel samenspraak, vrijwel geen monologue intérieur, veel roddel en veel lichamelijk getinte anekdotes over onschuldige zaken als winderigheid maar ook over het gezwel aan de sluitspier van een homoseksueel. Alle menselijke waardigheid wordt in deze beschrijving van een dorpse samenleving vermalen tot pulver, of vermaak. De schrijver is tartend afstandelijk. Daardoor lijkt De windmolen nog het meest op cabaret, een woord dat ook bij het lezen van Cela's andere boeken soms in gedachten komt.
In De windmolen worden mensen en dingen onbarmhartig geregistreerd zoals ze zijn, nooit zoals ze zouden kunnen zijn of geweest zijn. Cela is geen realist, maar, in dit boek meer dan ooit, een superrealist, met alle hallucinerende effecten van dien. ‘Laten we onszelf niet om de tuin leiden,’ luidt een vermaning die hij zich in 1951 laat ontvallen in een essay in het tijdschrift Insula. Hij past in de goed vertegenwoordigde traditie van pessimisme in de Spaanse literatuur, die begint bij Quevedo (1580-1645) en zijn tijdgenoot, de door W.F. Hermans bewonderde conceptist Gracián, en doorloopt tot op heden, bij nog jonge schrijvers als de Azúa van De inhoud van het geluk en de Mendoza van De stad der wonderen, beide in het Nederlands vertaald. Het burleske, satirische, schelmse, is aan dat pessimisme verwant en we vinden het bij alle genoemde schrijvers terug. In de schilderkunst is de stroming gesublimeerd door Goya die terecht op de voorkant van enkele Nederlandse vertalingen van Cela staat. Cela heeft van alle Spaanse pessimisten het duidelijkst de stap naar het nihilisme gezet.