Loflied op de overlijdenden
De natuurminiatuurtjes van Koos van Zomeren
Het scheepsorkest door Koos van Zomeren Uitgever De Arbeiderspers, 205 p., f 29,90
Midas Dekkers
Schrijven over de natuur is net zoiets als over het weer praten: zingt de tureluur eens niet dan jubelt wel de nachtegaal, het kan vriezen of het kan dooien en elk jaar weer wordt het lente. Of, in de woorden van Koos van Zomeren: ‘Er zingt een lijster, er knort een fuut, er vliegt een specht’ en: ‘De meidoorn bloeit, de nachtegaal juicht, een groene specht flitst over het pad.’ Je moet goed kunnen schrijven om daar iets van te bakken. En goed schrijven kan Koos van Zomeren, gepokt en gemazeld in de beste leerschool, de populaire journalistiek. Zelfs over regen: ‘Ik ben niet tegen regen, maar er zijn grenzen.’
Het scheepsorkest is een bundeling van een reeks artikelen in NRC Handelsblad waarop de meeste lezers alleen tegen hebben dat ze nu is afgelopen. Hierin schetst Koos van Zomeren een beeld van de natuur waarin een mens zich graag wentelt: alles gaat voorbij, maar we mogen nog even opblijven. In zesenveertig miniatuurtjes voert hij je, soms geholpen door een boswachter of bioloog, mee door het veld en noteert in zuiver proza wat er door hem heen gaat. De ingrediënten zijn de in natuurlyriek gebruikelijke - ontzag, verwondering, een gevoel van lotsverbondenheid, kortom alles waar je vroeger een god voor had om te bedanken - maar de stijl is van een verkwikkende onnadrukkelijkheid. En als Koos van Zomeren ook maar even iets te vet of te cursief dreigt te mijmeren, vliegt er altijd wel een leeuwerik op om de gedachte met een observatie af te breken. De alinea's zijn dan ook kort. En helder. Het moet heerlijk zijn om zo kaal te kunnen schrijven over iets dat zoveel franje heeft als de natuur.
Of hij het wil of niet. Van Zomeren treedt in de voetsporen van Heimans en Thijsse voor zover hij ons mee laat kijken naar het moois dat er nog is voor het te laat is. Ook de laatste lijster op de laatste tak zal ons ontroeren. Het is ‘verbluffend te zien hoe dieren te werk gaan met het weinige dat hun gelaten wordt. Je merkt niets van wrok, wanhoop of opstandigheid.’ Maar dat geldt ook voor de schrijver. Omzichtig mijdt hij datgene wat zoveel schrijfsels over de natuur zo ongenietbaar maakt: de moraal, die eeuwige moraal. Kennelijk heeft hij zich in dit opzicht al in zijn tijd van politieke radicaal gepurgeerd. Wat overblijft zijn observaties en mijmeringen. Geneuzel, ja, maar dan geneuzel van zeer hoog niveau.
Koos van Zomeren, tekening Dirk Wiarda
Toch irriteert er iets. Is het dat voortdurend opstijgen en dalen van al die vogels, dat Schipholachtige, wat me kriegel maakt, is het dat nooit eens niet weten welke vogelnaam bij welk gezang, geknor of gejuich hoort of zit mijn ergernis toch vooral in die op zich zo prachtige zin ‘Theunis Piersma (30) is zo iemand die je het gevoel geeft dat er ook leuke mensen zijn.’ Houdt Koos van Zomeren wel van mensen? Dat kan niet anders, want hij houdt van dieren, dat is duidelijk, en echte dierenliefde bestaat niet zonder liefde voor mensen. Zo te lezen houdt Koos van Zomeren echter vooral van mensen die het buiten beter vinden dan binnen, de wereld met een verrekijker op een afstand houden, partij kiezen voor de maanvaren, kortom mensen zoals hij. De buitenmens die zijn minachting voor binnenmensen maar niet onder stoelen of banken weet te krijgen.
Had Koos van Zomeren het bij zijn zesenveertig miniatuurtjes gelaten, ik zou Het scheepsorkest, kleine irritaties ten spijt, verrukt hebben uitgelezen, nog lang namijmerend met een mooi natuurgevoel van binnen en een glimp van wijsheid. Maar hij kon het niet laten. Het boek eindigt met een epiloog, pas in NRC Handelsblad verschenen bij het uitkomen van het boek, waarin de schrijver zelf uitlegt wat de schrijver in het voorgaande heeft bedoeld. De literaire overtuiging van de ingetogen beschrijvingen, het impliciete van de waardeoordelen, het fijne web van gevoelens waarin de lezer is ingesponnen worden door deze zelfduiding danig ontkracht. Wat eerst met veel omtrekkende bewegingen is aangeduid, besnuffeld, verkend wordt in enkele pagina's met de botte bijl ter analyse murw geslagen.