Een equivalent voor de invariant
De praktijk van het vertalen
Vertalen wat er staat door Arthur Langeveld Uitgever: De Arbeiderspers, 198 p., f36,50
Maarten Steenmeijer
Het literair vertalen vormt de ziel van een van Nederlands aantrekkelijkste literaire tijdschriften (De Tweede Ronde), een ander tijdschrift heeft er een vaste plaats voor ingeruimd (De Revisor met het Vertaallaboratorium), terwijl vele andere periodieken themanummers aan dit onderwerp wijden. Regelmatig worden er literaire avondjes en forums georganiseerd waar vertalers en soms ook uitgevers acte de présence geven.
Opvallende afwezige is vaak de vertaalwetenschap. Zij heeft zich weliswaar een vaste plaats weten te veroveren op de universiteiten, maar laat zelden haar stem aan een algemeen publiek horen. Hieraan zal wat George Steiner de overdaad aan ‘boxes and arrows’ heeft genoemd niet vreemd zijn. Evenals de literatuurwetenschap blinkt de vertaalwetenschap uit in theorievorming. Deze verslindt blijkbaar zoveel tijd en energie, dat men aan vertaling in de praktijk nauwelijks toekomt.
Dat het ook anders kan bewijst Kitty van Leuven, die haar proefschrift Vertaling en origineel (1984), dat een vergelijkings- en een beschrijvingsmodel geeft, heeft laten volgen door een reeks publikaties waarin haar modellen in de praktijk worden gebracht.
Het woord ‘praktijk’ valt regelmatig in Vertalen wat er staat van Arthur Langeveld. Dit werk heeft niet de wetenschappelijke pretenties van Van Leuvens proefschrift, maar heeft daar wel veel mee gemeen. Ook Langeveld maakt namelijk op uitgebreide schaal gebruik van theorieën uit de taalkunde, literatuurwetenschap en vertaalwetenschap, zij het minder nadrukkelijk dan Van Leuven.
Langeveld richt zich op een breder publiek. Hij veronderstelt weinig voorkennis en reserveert bijvoorbeeld een heel hoofdstuk voor ‘enige taalkundige begrippen’. Ook de glasheldere presentatie en de grote rijkdom aan voorbeelden wijzen erop dat Langeveld niet alleen vakgenoten wil bereiken.
Vertalen wat er staat beperkt zich tot literaire teksten. Zij zijn het moeilijkst te vertalen, omdat hierin ‘alle functies van taal door elkaar’ voorkomen. Aan de vertaler de niet geringe taak te bepalen welke functies dat zijn én om hierin een rangorde aan te brengen. Want alle functies die het origineel heeft omzetten in de doeltaal is vrijwel altijd onmogelijk. Er moeten keuzen worden gemaakt.
Wat er van de brontekst in de doeltekst wordt omgezet noemt Langeveld de invariant of het tertium comparationis (Van Leuven spreekt over het architranseem). Dat kan de referentiële betekenis zijn, die op zichzelf al problematisch is (omdat ze taal- en cultuurgebonden is), maar vaak is dat niet het geval, bijvoorbeeld als het niet gaat om wat er gezegd wordt, maar hoe.
Het is hier niet de plaats dieper in te gaan op de indelingen die Langeveld heeft aangebracht om de vertaalpraktijk te expliciteren. Laat ik volstaan met de opmerking dat hij uit zeer diverse bronnen heeft geput (onder andere Jakobson, Fillmore, Leech & Short) en met een voorbeeld dat de schrijver twee maal ter sprake brengt: het zinnetje ‘The rain in Spain falls mainly in the plain.’ Zou dit in een aardrijkskundeboek staan, dan ligt een vertaling die de referentiële betekenis zo getrouw mogelijk weergeeft het meest voor de hand. Maar aangezien dit regeltje uit My Fair Lady komt, zijn andere elementen veel belangrijker: het metrum, de zinslengte, de klinkers (de regel is onder andere een uitspraakoefening), terwijl bovendien de indruk gewekt moet worden dat deze woorden uit een aardrijkskundeboek komen. De fraaie vertaling luidt: ‘Het Spaanse graan heeft de orkaan doorstaan.’
Dit voorbeeld laat zien dat de vertaler niet alleen voortdurend de invariant moet vaststellen, maar daar ook een equivalent voor moet vinden die aan de normen van de doeltaal voldoet. Een eveneens complexe taak, want deze normen liggen niet vast. Ze verschillen per tijd, per plaats, per groep, per individu. En dat betekent dat het laatste woord over de kwaliteit van een vertaling nooit is gezegd. Langeveld is dan ook voorzichtig in zijn oordeel als hij voorbeelden bespreekt. Aanvankelijk zelfs zo voorzichtig, dat hij in de buurt komt van de angstvallig gekoesterde neutraliteit van veel wetenschappelijke publikaties. Maar in de tweede helft laat hij steeds duidelijker zijn eigen standpunten ten aanzien van de normen van de doeltaal gelden, zonder overigens ook maar een moment opdringerig te worden. Het aangename gevolg is dat de lezer het op een enkel punt oneens met hem kan zijn. Zo is volgens Langeveld de zin ‘Ik heb gemist’ niet goed mogelijk in het Nederlands. Mij komt het voor dat het bijvoorbeeld heel goed gezegd kan worden tijdens een partijtje jeu de boules.
De grote verdienste van Vertalen wat er staat is dat het niet is blijven steken in anekdoten, ondanks het accent op de praktijk. De theorie is wel degelijk het fundament, al valt dat door de structuur en het taalgebruik nauwelijks op. Daarom springen de zeldzame onduidelijke passages (de explicatie van Jakobsons ‘Linguistics and Poetics’ bijvoorbeeld) des te meer in het oog. Bijna terloops maar ter zake kundig brengt Langeveld veel relevants uit de vertaalpraktijk ter sprake: de onmogelijkheid dialect te vertalen, de onhoudbaarheid van de stelling ‘Wanneer in het origineel steeds hetzelfde woord staat, moet de vertaler ook steeds hetzelfde woord gebruiken’, de twijfelachtigheid van de Nederlandse (snobistische) voorkeur voor Engelse vertalingen, en nog veel meer. Om deze redenen mag niemand die zich met vertalen en vertalingen bezighoudt - vertalers en critici voorop - zich dit boek ontzeggen. Vertalers niet omdat zij hier geëxpliciteerd zien wat zij grotendeels intuïtief al wisten, vertaalcritici niet omdat zij hier kunnen zien dat kennis van de brontaal onontbeerlijk is voor gefundeerde kritiek en dat vertalingen zo complex zijn opgebouwd, dat vergelijking van een enkel fragment niet voldoende is.
Maar dit idee moet al enige tijd gemeengoed zijn geworden, want er is de laatste jaren in recensies over vertaalde literatuur opvallend weinig over de vertaling zelf geschreven. Mocht het ontbreken van een (niet al te specialistische) terminologie hierbij een rol spelen, dan biedt Vertalen wat er staat ook hiervoor soelaas.
■