Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987
(1987)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
King Alfred's Tower, Stourhead (Kent)
New Foxhall, Henllan (Buckinghamshire)
| |
Follies A National Trust Guide door Gwyn Headley en Wim Meulenkamp Uitgever: Jonathan Cape, 564 p., f63,45Ghislain KieftAls ik in Florence ben en daar musea bezoek, kom ik minstens één maal per verblijf dezelfde gids tegen. Zo te horen is hij een Amerikaan, maar hij spreekt ook wel Duits of Frans. Meestal leidt hij kleinere groepen Amerikaanse of Duitse toeristen rond. Het fascinerende aan hem is, behalve zijn ouderdom, zijn gebarentaal en zijn bochel, de eigenaardigheid dat hij tot het uiterste vermijdt het door hem besproken object - de Madonna della Sedia van Rafaël of de David van Michelangelo - aan te zien. Na veertig jaar rondleiding doet de aanblik ervan hem walgen. Maar zijn verhaal is ongetwijfeld boeiend: de madonna van Rafaël is het achtste en de David het negende wereldwonder. Dat is het werk van de gids: er voor te zorgen, dat toeristen niet voor de flauwe kul helemaal naar Florence gekomen zijn; de reis moet de moeite waard zijn; de aanblik van Florentijnse meesterwerken een sensatie om over naat huis te schrijven. Het verhaal van de gids moet spectaculair zijn (toen Michelangelo aan David begon was hij slechts zesentwintig jaar oud; niemand voor hem was er in geslaagd een dergelijk kolossaal beeld te vervaardigen; het beeld is 4,34 meter hoog; hij deed er drie jaar over et cetera.) Toerisme in deze vorm - met het doel zich te verbazen over zulke wereldwonderen - is eigenlijk een achttiende-eeuwse uitvinding van de Engelse adel. Deze adel stuurde zijn zonen voor enige jaren naar Italië of Griekenland om daar rond te kijken en noemde dit de ‘Grand Tour’. Weliswaar had de Grand Tour tot officieel doel de kunstzin van de jongelui aan te scherpen, maar anderzijds was Rome ook een soort grote oudheidkundige Efteling, een openluchtverzameling van wonderbaarlijke zaken. Dat is wat het reizen nog steeds de moeite waard maakt: het vooruitzicht er te zijn geweest en het genoegen het allemaal gezien te hebben; het eerbiedwaardige Pantheon is dan net zo avontuurlijk als de Vesuvius, ongeveer zoals de Melkmeid van Vermeer net zo leuk is als het Drielandenpunt. Zoiets probeert zo'n gids u ook duidelijk te maken en hij zal een sterke anekdote opdissen, die u zonder moeite kunt navertellen. Ook kent de gids de psychologische wet van de Imponerende Aantallen; iets is altijd het grootste of het kleinste, het oudste of het meeste. In dezelfde tijd van die Grand Tour begonnen de Engelse squires, earls, baronets en patriciërs hun landgoederen vol te zetten met bouwsels, aanvankelijk in een klassieke stijl, bouwsels die geen ander doel dienden dan gezien te worden. Deze op geschikte plaatsen in het landschap neergezette gebouwen en gebouwtjes worden follies genoemd. De follies en de Grand Tour zullen wel iets met elkaar te maken hebben - ik probeer dat straks uit te leggen.
Windmolen, Chesterton (Lancashire)
Onlangs verscheen een dikke gids van de follies in Engeland, Schotland en Wales: Follies, A National Trust Guide (de National Trust is een soort Engelse Monumentenzorg op particulier initiatief) van Gwyn Headley en de Nederlander Wim Meulenkamp. Het gebeurt niet elke dag dat uitgever Jonathan Cape een boek van een Nederlander laat verschijnen, en de wijze waarop de twee schrijvers met elkaar in contact gekomen zijn is meteen al een anekdote een gids waardig. In het voorwoord schrijft Headley daarover: ‘In 1973 vroeg ik via een ingezonden brief in Country Life om meer informatie over follies. Dit leverde weinig nieuwe gegevens op, maar vier jaar later trok het de aandacht van een Nederlander, terwijl deze in Utrecht in de wachtkamer van een tandarts zat.’ Dat detail van die wachtkamer doet het hem natuurlijk. De hierop volgende samenwerking resulteerde in een boek van meer dan vijfhonderd bladzijden. Follies zijn er in elke stijl: Egyptisch, Chinees, gotisch, Romeins, Grieks, Indiaas, ‘druïdisch’, grotesk, rustiek, Moors, enzovoort. Ze zijn er in elke soort: tempels, obelisken, pagoden, kiosken, schuttingen, moskeeën, zuilen, zonneschermen, ‘eyecatchers’ (letterlijk: aandachttrekkers; dit is de categorie ‘diversen’ dus), tenten, ‘sham’ (dat wil zeggen: kunstmatige) kastelen, ‘sham’ kerken, ‘sham’ abdijen, forten, duiventillen, ‘sugar loaves’ (konische steenhopen), triomfbogen, façades, mausoleums, piramiden, poorten, pilaren, paviljoenen, kluizen (verblijven van kluizenaars dus), bruggen, torens, grotten, bankjes, boerderijen, tunnels, holen, stallen, hokken, menagerieën, hutten en ijskelders. | |
Locale legendesAanvankelijk werden de follies dus in een klassieke stijl gebouwd, maar sedert Horace Walpole zijn beroemde Strawberry Hill in het midden van de achttiende eeuw in een soort rococo-achtige gotiek liet verbouwen - daarmee een van de voorlopers van de neogotiek zijnde - hebben de follies vaker spitsbogen, kruisgewelven en pinakels. (Strawberry Hill was zelf overigens een gewoon woonhuis, geen folly.) Vandaar dat de auteurs van het boek op hun eigen vraag ‘What is a Folly?’ met enig recht kunnen antwoorden: ‘Idealiter zou het een groot, gotisch, ostentatief, overambitieus en nutteloos gebouw moeten zijn, bij voorkeur verbonden met een buitensporig onwaarschijnlijke lokale legende.’ Bij de meeste gebouwen is het zo, dat zo'n buitensporige legende niet al in de blauwdrukken aangegeven is, maar, u raadt het al, er later bij bedacht. Kennelijk is het zo dat de folly vanwege haar mysterieuze verschijning misschien - haar onwil, zich te laten duiden in termen van ‘nut’ - het sterke verhaal eerder uitlokt. Een standaardverklaring voor het bestaan van follies is dat de bouwers (niet in het minst omdat het Engelsen betreft) zeker excentriek geweest moeten zijn. En een aantal van deze achttiende- en negentiende-eeuwse richards, die het zich konden permitteren zo nodeloos met geld te smijten, was wel degelijk excentriek, om niet te zeggen getikt. Zeker was ‘Mad’ Jack Fuller excentriek. Hij dronk drie Hessen port per dag, moest met geweld uit het House of Commons verwijderd worden toen hij op 27 februari 1810 de ‘Speaker’ beledigd had, en liet een aantal follies bouwen, waaronder een toren die hij - zoals het verhaal gaat - wel zeer snel oprichtte, nadat hem gebleken was dat de torenspits van een verderop gelegen dorp vanuit zijn landhuis niet te zien was, iets waar hij 's nachts met zijn gasten op gewed had. Bij de volgende gelegenheid wees Jack Fuller op de folly, en het bezoek, op een dwaalspoor gebracht, gaf toe. Van Fullers piramidale ‘Mausoleum’ heet het, dat zijn lijk zich in het midden van de piramide bevindt, volledig gekleed, gezeten voor een smakelijke fles port en een geroosterde kip, terwijl hij de dag des oordeels afwacht. De vloer van de grafkamer zou bezaaid zijn met gebroken glas, dat de hoeven van de Duivel zeker zou splijten, voor het geval deze onwelkom zou binnentreden. Zo zit het boek van Headley en Meulenkamp vol met anekdoten, bizarre geschiedenissen, al dan niet lokaal, hetgeen de lectuur bepaald diverterend maakt. En zo hoort het ook voor een gids! | |
Boze oogNog een mooi verhaal: over William Beckford, schrijver van Vathek, en zijn ‘Fonthill Abbey’; het thema is ‘Hoogmoed komt voor de val’. Als volgt: Beckford was een talentvol schrijver, in het bezit van een opmerkelijke verschijning, en zekerde rijkste jongeman van Engeland. De held van zijn roman Vathek leeft alleen in een machtige toren, vanwaaruit hij niet alleen met zijn Boze Oog het overzicht bewaart, maar ook in staat is een levend wezen als een bliksem te doden; misschien had Beckford zoiets in gedachten toen hij een abdij liet bouwen met een toren van 450 Engelse voet hoogte (ongeveer 137 meter), indertijd verreweg de hoogste toren in Engeland. In 1800 stortte de spits eraf, en vijfentwintig jaar later bezweek de toren zelf: geen fundament. Beckford zelf was toen al failliet gegaan aan deze buitenissige onderneming. In de Abdij van Fonthill werd niet gebeden, ook werd er geen Vervolg op pagina 16 |
|