Een beetje eigenzinnig en origineel
Philip Larkin, D.J. Enright en W.H. Auden vertaald
Gedichten door Philip Larkin Vertaling: Jan Eijkelboom Uitgever: De Arbeiderspers 84 p., f26,50
Die avond dat ik de stad inliep door W.H. Auden Vertaling: Peter Verstegen Uitgever: Kwadraat 80 p., f26,50
Het paradijs in beeld door D.J. Enright Vertaling: Cees Buddingh' Uitgever: Kwadraat 84 p., f19,90
Rob Schouten
‘Voor het maken van een weide / Heeft men klaver nodig en bijen, / Een klaverplantje en één bij / - En dromerij / Of dromerij alleen, / Wanneer er weinig bijen op de been / Zijn’ Dat bakte Vestdijk van Emily Dickinsons bekende gedicht ‘To make a prairie’. En zo moet het dus niet, zeker als je de originele slotregel ‘if bees are few’ naast de haast ongelooflijke vertaling legt.
Vertalen van poëzie is berucht ondankbaar werk. Het is, om een dichtregel van W.H. Auden te variëren, meestal een soort handlezen, een handschrift of gezichten lezen; nogal verdachte bezigheden, die je weinig over de waarheid en het juiste karakter kunnen vertellen. Poëzievertalers zitten meer dan prozavertalers gewoonlijk te dubben tussen een letterlijke vertaling en eentje naar de geest. Als het origineel dan ook nog op een essentiële manier een strakke vorm heeft, wordt het helemaal een klus voor de vertaler. Hij moet op de meest prozaïsche wijze met woorden gaan woekeren om bij voorbeeld het juiste metrum te halen of een equivalent klankpatroon te krijgen.
Ten opzichte van het originele gedicht doet een vertaler het bijgevolg vrijwel nooit goed. In belezen kring is het daarom gewoonte om te roepen dat je de ganse literatuur maar zoveel mogelijk in het origineel moet lezen. Een vrome bede, maar mijns inziens niet een die vertalingen diskwalificeert. In het goede geval ontstaat er bij vertaling immers een soort nieuw gedicht. Voorwaarde is dan wel dat de vertaler zelf genoeg van een dichter in zich heeft en verder bewijst een bepaalde visie op het werk in kwestie te hebben. Volgens dichter/vertaler Jan Eijkelboom is vertalen de zuiverste vorm van close reading, dat wil zeggen: wie poëzie vertaalt interpreteert haar ook. Om diezelfde reden valt er over elke vertaling tot in lengte van dagen te twisten.
Peter Verstegen, foto Chris van Houts
Wat voegt een vertaling nu precies toe aan het origineel? In het slechtste geval een been aan een bij, in het beste geval een nieuwe kijk op een oud gedicht. Onlangs verschenen, om dit laatste te demonstreren, drie poëzievertalingen uit het Engels. Peter Verstegen waagde zich onder de titel Die avond dat ik de stad inliep aan W.H. Auden, Cees Buddingh' deed Paradijs in beeld van D.J. Enright en Jan Eijkelboom vertaalde Gedichten van Philip Larkin. Alle drie uitnemende vertalers en bij alle drie zie je ook telkens weer dat ze noodzakelijke elementen uit het origineel laten voor wat ze zijn om er ergens anders weer eigen invloed aan toe te voegen. In feite gaan ze op die manier een dialoog aan met de fronsende lezer, die ze nauwlettend kan volgen aan de hand van de meegeleverde Engelse tekst. Het lezen van bilinguale edities heeft iets van het schools oversteken van een straat: eerst naar links kijken, dan naar recht, dan weer naar links. Het zou allemaal veel geruststellender zijn als die originele teksten niet werden afgedrukt; dat komt waarschijnlijk de verdienste van de vertaler ten goede, het eigen gedicht dat hij heeft geschreven en dat niet voortdurend in een spiegel staart waaruit een net iets ander gedicht hem hatelijk toelacht. Maar bilinguale uitgaven hebben ook iets nederigs. Ze veronderstellen dat je als lezer hetzelfde kunt als de vertaler, namelijk de vreemde poëzie vertalen.
Een typerend voorbeeld van de moeilijkheid om het origineel geheel in betekenis recht te doen levert Eijkelbooms vertaling van de slotregels van Larkins ‘An Arundel tomb’: ‘What will survive of us is love’. Eijkelboom vertaalt ‘'t is liefde wat ons overleeft’, een regel die sterk doet denken aan zijn eigen slotregel ‘De eeuwigheid is wat vergaat’ uit het gedicht ‘Oude ansicht’. Dat laatste geeft al een indicatie dat Larkin een beetje is vereijkelboomd. In de vertaling ligt het accent zwaar op het woord ‘liefde’. Zulke emfases hebben altijd iets uitsluitends. Hier zou je kunnen denken: liefde en dus niet kunst of het oog van de latere bezoeker aan het graf: alleen Liefde!
Christopher Ricks gaf in zijn bijdrage aan Larkin at sixty echter een dubbelzinnigheid aan die in Eijkelbooms translaat verdwenen is. De nadruk ligt zijns inziens behalve op ‘love’ ook sterk op ‘survive’ en aan de mate waarin je dit accent honoreert valt een verschil in gevoelswaarde van ‘us’ te demonstreren. Beklemtoon je ‘survive’ zwaar dan valt ‘us’ daarvan een beetje in het niet, het wordt een anonieme menigte. Krijgt ‘survive’ mínder nadruk, dan kan het zwaartepunt naar ‘us’ verschuiven dat dan een persoonlijker inhoud krijgt. Deze dubbele lezing impliceert in Ricks' ogen een door Larkin opengelaten keuze tussen een klassieke en een romantische strekking van de slotregel. ‘Us’ onbeklemtoond geeft een generaliserende, rationaliserende versie, ‘us’ mét klemtoon een specifieke, dramatische. Of Larkin het zo allemaal bedoeld heeft is de, tamelijk oninteressante, vraag. Feit is dat zijn woorden zich verschillend laten uitleggen. Wat Jan Eijkelboom nu bedoelt met zijn opmerking dat vertalen close reading is, blijkt geheel uit zijn vertaling. Hij slaat de tegenstelling klassiekromantisch over en legt de nadruk geheel op het mystieke aspect, de tijd trotserende liefde. Hij interpreteert dus, geeft het gedicht een eigen strekking mee.