Updike, Onwillekeurig echt
Hugging the Shore: een vuistdikke verzameling kritieken en essays
Hugging the Shore Essays and Criticism door John Updike Uitgever: Alfred A. Knopf, 917 p., f65,05 Importeur: Van Ditmar
Doeschka Meijsing
Als een elfjarige jongen in Zuidoost Pennsylvania in het begin van de jaren veertig Men, Women and Dogs van James Thurber voor Kerstmis cadeau vraagt - en daar hele delen niet van begrijpt, maar wel weet ‘dat het boek tegen me sprak over New York, over sophisticated leven, over amusante volwassenen-ellende, over zorgeloze creativiteit, enerverende strubbelingen die duur en vermaardheid krijgen door het wonder van de drukinkt’ - dan is het bijna zeker dat zo'n jongen ooit in New York zal belanden. En als die jongen dan ook nog denkt: ‘Dit leek me een supermanier om te leven, om degene achter zo'n boek te zijn,’ - dan kan het niet anders dan dat zo'n jongen later schrijver wordt.
Inderdaad verscheen in 1955 de toen drieëntwintigjarige John Updike in Manhattan om gedurende twintig maanden de rubriek Talk of the Town' in The New Yorker te schrijven. Een jaar later debuteerde hij met een verhalenbundel en vijfentwintig jaar later heeft hij zesentwintig boeken op zijn naam staan. Dat is meer dan één boek per jaar. Tel daarbij op het feit dat hij er op elke foto uitziet of hij elke dag tennist, zwemt, zonnebaadt en hondehokken timmert, en de conclusie moet zijn dat Updike zich in de literatuur als een vis in het water voelt. In die vijfentwintig jaar heeft hij ook nog kans gezien meer dan honderd essays en literatuurkritieken te schrijven, die nu gebundeld zijn. Het zeer lijvige boekwerk behelst de hele belangrijke literatuur van de twintigste eeuw. Noem een naam die er niet in te vinden zou zijn: Proust, Melville, Kafka, Henry James, Nabokov, Ngugi Wa Thiong'o, Brecht, Grass, Peter Handke, Kobo Abe, Yuri Trifonov, Roland Barthes, Barbara Pym, Anne Tyler, Anne Beatty, Milan Kundera, Simon Leys, Doris Day?? Ik kan wel aan de gang blijven met namen noemen, ze staan er allemaal in. Alleen de Nederlandse literatuur ontbreekt, want die heeft van oudsher al wat moeite om naar het buitenland te reizen.
John Updike
In het voorwoord schrijft Updike dat het schrijven van kritieken tot het schrijven van fictie en poëzie staat, als dicht-bij-de-wal-houden tot het varen op open zee. Dicht bij de wal kun je altijd vastklemmen aan het land ‘with another nine-point quotation’. Een goede recensie is onder andere ook een bloemlezing, zegt Updike. ‘Mijn eigen ervaring als auteur dwingt me te letten op de taal, op de verwoording van een schrijver, en hem te veroordelen, als hij veroordeeld moet worden, met woorden uit zijn eigen mond.’ Afgezien van de vraag of dit waar is - een béétje venijnige pen kan ieder uit zijn verband gerukt citaat belachelijk maken - levert die uitspraak een boek van bijna duizend pagina's op, waarvan één kwart bestaat uit de geciteerde passages van schrijvers. Dat versterkt het idee van oprechtheid bij de criticus Updike, en het draagt bij aan het leesplezier ervan.
Maar Updike gaat veel verder als hij in het voorwoord zijn literair credo verwoordt: een auteur hoort een hevige relatie met de wereld te onderhouden, ‘A fervent relation to the world’: ik veronderstel dat dit mijn kritische toetssteen is, met de ouderwetse geur van ontzag en Schepping en de waarheid die je vrij zal maken. In deze stukken zie ik me zelf in een cirkel-beweging teruggaan naar de religieuze natuur van de mens en het werkelijke verlies voor hem en voor de kunst als deze natuur geen kans krijgt zich kenbaar te maken.’