Vuurwerk
Het thema: los van het verhaal klinkt het nogal bekend: bij een confrontatie tussen ‘normale’ mensen en ‘gekken’, blijken de laatsten vaak heel wat normaler te zijn. Eén van de ‘abnormalen’ zegt het duidelijk: ‘Eigenlijk zijn normale mensen ook knap eng.’ En haar zusje vult aan: ‘Eigenlijk weet ik niet wie hier het meest geschift is.’ Doordat de lezer pas op het eind, zij het voorbereid door vele vooruitwijzingen, pas echt weet hoe de situatie is, kan hij ook niet een betrouwbare indeling van gek en normaal maken.
De structuur: ik zei het al, álles heeft in dit boek een functie. Of er nu sprake is van een zwaan of een stofzuiger, het blijkt vroeg of laat een betekenis te hebben. Een helder hoofd bij eerste lezing én herlezing is dan ook een voorwaarde.
Verwantschap: al na enige bladzijden kwamen bij mij herinneringen op aan De Metsiers van Hugo Claus. Ook daar wordt een geïsoleerd levende groep ‘outsiders’ geconfronteerd met enige indringers die hun afwijkende, maar gelukkige wereld vernietigen. Ook daar wordt het vertelperspectief, soms midden in een zin, gewijzigd, dezelfde gebeurtenissen tweemaal vanuit verschillende verhaalfiguren verteld, zodat de lezer zich realiseert hoe moeilijk het is elkaar te begrijpen als iedereen hetzelfde anders uitlegt. In de titel is dat al aanwezig: het ‘normale’ gezinnetje, waarvan in de eerste regel sprake is, (er blijken ook nog twee enge jongetjes op de achterbank van de auto te zitten) komt op zoek naar hulp bij een groep mensen terecht, die duidelijk ‘buitenstaanders’ zijn. Zij leven namelijk in warme omhelzing met de natuur, los van de maatschappij, volgens hun eigen codes met elkaar. De familie functioneert echter binnen die groep zelf ook als ‘buitenstaanders’ en wel van het hinderlijke soort, dat zijn eigen normen, waarden en frustraties meebrengt en oplegt aan de mensen die hen gastvrij ontvangen. Alle volgende catastrofes worden dan ook direct of indirect door hen veroorzaakt. Mogelijk dus inspiratie door De Metsiers, maar van epigonisme is zeker geen sprake.
Onvolkomenheden: Renate Dorrestein heeft wel de neiging bepaalde originele uitdrukkingen te vaak te herhalen en soms snak je naar een iets minder schitterend taalgebruik. Technisch blijkt zij tot alles in staat, maar al dat verbale vuurwerk wordt soms wel erg vermoeiend. Qua inhoud geldt dat ook voor het tweede hoofdstuk, waarin zij van twee hoofdfiguren de voorgeschiedenis vertelt en dan zeer fors aan de gang gaat met wreedheid, seks en zieligheid, terwijl zij verder in het boek meer suggereert dan vertelt. Het laatste grote hoofdstuk eindigt bij voorbeeld met: ‘Aanvankelijk zag ze niets’, en wat er zich heeft afgespeeld kan de lezer alleen vermoeden via verwarde droombeelden, die de moeder van het ‘keurige’ gezin heeft als ze weer terug zijn in de normale wereld. Dat werkt veel beter. Na lezing bekroop mij ook het gevoel een enorm spektakelstuk te hebben gelezen. Een van de hoofdfiguren klaagt: ‘Er gebeurt veel te veel voor één dag’ en inderdaad duizelde het mij ook wel eens. En... vuurwerk is schitterend, maar als alle ‘oohs’ en ‘aahs’ verklonken zijn, rest er niets meer. Diepe Gedachten, gesteld dat men die in de literatuur zou willen aantreffen, staan er dan ook niet in, tenzij bepaalde constateringen over het moderne huwelijk en de progressieve psychiatrie als zodanig zouden moeten gelden.
Spontane lezer en weloverwogen criticus kijken elkaar aan en concluderen: een goed boek en vooral een spectaculair debuut!