Rudy K.
Het Albvm Gerard Reve geeft weer alle reden tot gezeur, en dat nog wel nu het boek is samengesteld en uitgegeven ter gelegenheid van Reve's zestigste verjaardag. Het is gemaakt en samengesteld door zijn vriend Joop Schafthuizen en ziet er oppervlakkig gezien uit als de Fotobiografie van Willem Frederik Hermans, Werkkleding van Jan Wolkers (weliswaar verschenen als paperback) en Harry Mulisch' Mijn getijdenboek. Alle drie hebben zij zelf de hand gehad in de samenstelling van het boek; in het geval van Reve schijnt dat niet het geval te zijn, of hoogstens uit het ter beschikking stellen van materiaal. Commentaar op de foto's, brieven en documenten bevat het boek niet; aan het slot staan korte onderschriften en namen van fotografen, dat is alles. Het fotomateriaal is voor het grootste deel bekend, zodat ik het gevoel had een enigszins bekend fotoalbum nog eens door te bladeren. Dat het boek een beeld geeft van Reve zijn leven kan men onmogelijk beweren. Het is een vreemd allegaartje, dat misschien wel met liefde voor Reve is samengesteld, maar niet met egards voor lezers die iets meer van een Albvm Gerard Reve verwachten dan een omgekeerde schoenendoos.
Er staat in Albvm een reeks brieven gericht aan Rudy Kousbroek, zes in getal, die - als men er aanleg voor heeft - droef en gemelijk stemmen. Het zijn brieven aan niemand, ook al staat er boven ‘Zes brieven aan Rudy K.’ en is de eerste brief, van 3 januari 1979, een felicitatie voor het krijgen van de P.C. Hooftprijs. Reve had zijn brieven net zo goed aan de muur kunnen richten die hij met zijn eigenste handen heeft opgericht om zijn geheime landgoed, zo weinig interesseert hij zich in deze brieven werkelijk voor wat de geadresseerde aangaat. Dat kan in werkelijkheid heel goed anders zijn, uit deze brieven blijkt het niet. Ook in de andere brieven leek het altijd wel of ze geschreven werden aan iedereen en niemand, maar hier is het wel heel duidelijk. Reve is in deze brieven een belazerd soort vriend, wiens belangstelling voor de geadresseerde er altijd op uitdraait dat men hém moet gedenken met een kaars in de dichtstbijzijnde aan Maria gewijde kerk.
En het kwart ‘échte Reve’? Die vindt men in zulke zinnen: ‘Neem lucifers mede, en ontsteek voor mij een kaars voor enige Maria-schrijn. Als er staat 1 fr, dan is 60 of 75 centimes genoeg, want ik ben een grootverbruiker. Meestal heeft ze een kind op de arm. Vergis je dus niet, met Jeanne d'Arc (harnas) of met Therèse de Lisieux (mierzoet smoelwerk, bosje rozen in de hand) of andere onbevoegden.’
Valt er naast de curiositeiten nog iets interessants te ontlenen aan Albvm Gerard Reve? Er zijn pagina's van manuscripten in kladversie, een pagina met mogelijke titels voor wat uiteindelijk De circusjongen zou gaan heten, een nauwkeurige kladbrief aan Elsevier-Manteau over het al dan niet rechtmatig uitgeven van brieven waarvan hij de geadresseerde onherkenbaar had gemaakt. Er is een brief
Vervolg op pag. 47