Braaf en niet braaf in de traditie
Kester Freriks op weg naar de soevereiniteit
Soevereine actrice Verhalen door Kester Freriks Uitgever: Meulenhoff, 123 p., f22,50
Carel Peeters
Toen Kester Freriks begin dit jaar de Van der Hoogtprijs ontving voor zijn roman Hölderlins toren maakte hij van de gelegenheid gebruik om in zijn dankwoord een pleidooi te houden voor wat hij noemde ‘De troost van de traditie’.
Het accent op de vorm dat de laatste jaren in de literatuur te signaleren is en in de van Willem Brakman afkomstige (en door Tom van Deel uitgedragen) formule ‘De troost van de vorm’ een adequate uitdrukking heeft gevonden, wilde hij met de titel van zijn toespraak niet aanvallen; het pleitte voor meer aandacht voor de continuïteit in de literatuur: ‘Als ik mij al schrijvend richt naar de literaire traditie en in het geschrevene aan die traditie refereer, dan betekent dat dat in de thema's die ik uitbeeld de thema's uit eerder geschreven en verschenen werken resoneren, waardoor mijn thema's verrijkt en verdiept worden.’ Freriks intrigeert niet een ‘eenmalig boek dat met een slag uit de heldere hemel is komen vallen, trouw aan de eis van de oorspronkelijkheid, nee, het boek waaraan ik de voorkeur geef kiest in de overgeleverde literatuur zijn voorbeelden, identificaties, overeenkomsten en weerkaatsingen, als licht dat van spiegel naar spiegel springt.’ (Het dankwoord staat in Hollands Maandblad, maart 1983) Wie zich zo tot de traditie bekent en zich zo schatplichtig opstelt heeft een uitermate gezeefd idee van de literatuur: hij kiest de terugkerende thema's in de literatuur en legt zichzelf aan de ketting, aan het oude idee van The Great Chain of Being. Aan deze ketting leert hij het leven en de literatuur kennen en zijn ervaring heeft plaats via de groten in de literatuur. Het omgekeerde proces heeft in de literatuur echter vaker plaats, volgens het principe van The Shock of Recognition: dat men zijn eigen ervaringen en gedachten herkent en uitgedrukt ziet in de literatuur en daarin verwoord vindt wat men zo half en half dacht en voelde. De tweede manier leidt in principe tot oorspronkelijker literatuur en veroorzaakt eerder een thematische vernieuwing dan de intimiteit met de traditie zoals Freriks zich die voorstelt. Oorspronkelijkheid is
in de literatuur vaak het gevolg van onwetendheid en vergeetachtigheid. Het is vaak maar goed dat een schrijver niet weet dat een andere schrijver in een andere tijd over hetzelfde geschreven heeft. Dat zou zijn onbevangenheid de das om doen. Als hij het niet weet kan hij argeloos zijn gang gaan en het verwante thema een aankleding geven die het een verrassend aanzien geeft. Freriks heeft zich van deze weg afgesneden, maar dat wil nog niet zeggen dat hij zichzelf in de traditie klem heeft gereden. Hölderlins toren is een roman van een schrijver die soms in staat is voorbeelden zo te gebruiken dat ze hem eerder vrijmaken dan vastleggen.
De erkenning dat hij schatplichtig is aan de traditie gaat bij Freriks erg ver, het beheerst zijn geest. Andere mensen, tijden, schrijvers, boeken en schilderijen bevolken zijn geest en zijn een veelkoppig en veelzijdig Über Ich dat zelfs in de soms dweperige toon (waarbij het woord ‘bewondering’ nogal eens valt) is terug te vinden. Bij Freriks heeft het leven plaats via de literatuur of de schilderkunst. In Hölderlins toren heeft hij echter genoeg leven weten binnen te werken, zodat het boek op eigen benen kan staan. Maar de afhankelijkheid van Hölderlin en Empedocles in deze roman is wel aanwezig: in de brave stijl, waarin de hoofdpersoon Timon de eer te beurt valt veel zinnen met zijn naam te mogen openen: ‘Timon wil weten... Timon legt zijn hoofd achterover... Timon kijkt naar het dal...’ en zovoort. Het is een stijl van iemand die zich klein maakt. De aan Hölderlin/Empedocles ontleende thematiek van de uiteindelijke onwil en onvermogen voor de dood te kiezen omdat een vrouw ervoor zorgt dat men weer in het leven gaat geloven, maakte op mij een wat te ontleende indruk, alsof iemand iets draagt dat veel te groot en zwaar voor hem is. Dit is een voorspelbaar gevaar als men zich direct op de traditie richt en niet informeel.
Kester Freriks, tekening Siegfried Woldhek