De klok is weer gaan lopen
Lizzy Sara May laat heden en verleden botsen
Waarom loopt de klok rond door Lizzy Sara May Uitgever: De Bezige Bij 192 p., f 28,50
Heimwee naar Haarlem door Josepha Mendels Uitgever: Meulenhoff 123 p., f 24,50
Reinout Hogeweg
‘Zonder verleden geen toekomst,’ zegt een Russische grootmoeder in Leningrad tegen Nina Steinbach, de hoofdfiguur in de nieuwe roman van Lizzy Sara May: Waarom loopt de klok rond. Voor deze Nina geldt dat zeker en zelfs sterker: zonder verleden ook geen heden. Als vijftienjarig meisje vat zij een grote liefde op voor de jongere broer van haar vader met wie zij tijdens de Tweede Wereldoorlog in Zwitserland woont. Deze broer, Friedel, verdwijnt even plotseling uit haar leven als hij erin verschenen is en nooit heeft zij nadien kunnen accepteren, dat hij na de oorlog niet meer bij haar is teruggekomen. De tijd, de geschiedenis, is verder blijven lopen, maar haar klok is in 1942 stil blijven staan.
Pas achtendertig jaar later beseft zij met een schok, dat zij al die jaren trouw is gebleven aan een afwezige geliefde en daardoor in een soort vacuüm heeft geleefd, waar ‘de tegenwoordige tijd’ niet in heeft kunnen doordringen. Deze voortdurende botsing tussen het niet verwerkte, niet afgesloten verleden en het heden komt ook tot uiting in de wijze waarop de schrijfster het verhaal vertelt: de lezer wordt telkens van de ene tijd in de andere geplaatst. Soms doet deze vertelwijze wat literair-geconstrueerd aan, maar meestal weet Lizzy Sara May de verschillende tijdlagen overtuigend met elkaar in contrast te zetten.
In de relatief korte roman wordt erg veel verteld: tegen de achtergrond van de vele, aangrijpende en chaotische gebeurtenissen in het Europa van ongeveer 1900 tot in onze tijd worden, zij het fragmentarisch, de levensverhalen verteld niet alleen van Nina Steinbach, maar ook van haar ouders en zelfs grootouders. Zij allen komen in onzachte aanraking met de geschiedenis: de moeder van Nina is als weeskind uit Litouwen gevlucht en pleegt nadat Nina geboren is zelfmoord, omdat zij met haar gruwelijke herinneringen niet verder wil leven, de grootouders willen het gevaar niet zien, dat hen als joden in Duitsland bedreigt en worden weggevoerd, alleen de vader weet via Nederland en later Zwitserland samen met zijn dochter aan de vervolging te ontkomen. De jongere broer van haar vader ontsnapt ook uit Duitsland, maar vertrekt later naar Rusland om als partizaan tegen de Duitsers te vechten.
Josepha Mendels, tekening Siegfried Woldhek
Dat is bij elkaar nogal veel, maar de schrijfster weet toch de vele verhaaldraden goed tot één roman samen te weven. Deze beeldspraak functioneert ook in de roman. Al vrij jong leert Nina weven en behalve dat zij daarmee later in haar levensonderhoud voorziet, probeert zij door het maken van een groot wandtapijt haar herinneringen aan Friedel, haar hoop dat hij eens bij haar zal terugkeren en haar wanhoop wanneer dit niet gebeurt te verwerken. Er is hierbij een zekere parallellie met de figuur van Penelope, die wachtend op haar verdwenen Odysseus zich de vrijers van het lijf houdt door te zeggen, dat zij eerst een kleed moet weven, voordat zij haar verzet op zal geven en de droeve realiteit zal accepteren. Ook Nina blijft al die jaren aan haar dagboek weven en weigert met andere mannen een echte relatie aan te gaan. Verstrengeld als zij is in de vele draden die haar met het verleden verbinden, is zij ook niet in staat meer te zijn dan een toeschouwster bij alles wat er om haar heen gebeurt. Wanneer zij de anarchistische bewegingen in de jaren zestig in Nederland en later in Frankrijk de studentenacties meemaakt, beseft zij sterk dat zij zich bij niets werkelijk betrokken voelt en dat zij eigenlijk, net zoals in Zwitserland tijdens de oorlog, alles op afstand bekijkt vanaf een neutrale plaats.
In Frankrijk ontmoet zij een jonge architect die, omdat hij constateert dat de schim van Friedel zo altijd tussen hen in zal blijven staan, er bij haar op aandringt naar Rusland te gaan in een poging haar oom en eerste liefde terug te vinden of op zijn minst zekerheid te krijgen over zijn dood. Pas na de dood van haar vader, zij is dan geen ‘kind’ meer van iemand, besluit zij, inmiddels drieënvijftig, naar Riga te reizen waar Friedels laatste ongedateerde levensbericht vandaan kwam.