Vrouwvriendelijk vrijen
Voorwaar een geëngageerde roman! Er is geen actueel probleem te bedenken of het wordt wel even aangestipt. En dat niet alleen: er wordt een oplossing voor gevonden. Midlife-crisis? Geef je gezin en je werk eraan en begin opnieuw. Het kán, je zult het zien. Het milieuprobleem? Kleinschaligheid, heus, geen vuiltje aan de lucht. Generatieconflict? Stel je open voor jonge mensen, ze halen je met open armen binnen! Eenzaamheid? Een autistisch kind zal je vriend zijn, dat lost alles op. Erotiek? Maar natuurlijk ontmoet Landerer een scholiere (!) die het initiatief neemt en bij hem in de koffer kruipt - ze brengt hem bovendien in een handomdraai het nieuwe vrouwvriendelijke vrijen bij (wat in dit geval betekent dat zij bovenop mag).
Het ergerlijke van dit boek is dat het problemen zozeer versimpelt dat het lijkt of ze niet bestaan. Er ligt een gevaarlijk zwart-wit denken aan ten gronde, er ligt een eenvoudig Freund-Feind-Bild op de loer dat - geheel tegen de bedoeling van de schrijver in - polariserend werkt. Vertegenwoordigers van de overheid en de politie zijn zonder uitzondering kortzichtig en dom, bijna koddig in hun grenzeloze waan - de aanhangers van het alternatieve leven daarentegen zijn gevoelig, geduldig, liefdevol. De mannen ontdekken de nieuwe zinnelijkheid en beoefenen de nieuwe tederheid. ‘Ze werkten hard, groeven de gaten voor het fundament, brachten de beschotting aan, spraken elkaar moed toe, raakten elkaar af en toe aan alsof ze energie op elkaar wilden overdragen...’ En verderop: ‘De moeheid dreef ze naar elkaar toe. Ze zochten elkaars nabijheid, bescherming. Zo bleven ze een poosje staan, dicht bijeen, ze knuffelden elkaar, een kluwel dampende lichamen...’. Behalve bij elkaar wordt een diep begrip gevonden bij een paar katten die uiteraard feilloos op de emoties van de mensen reageren (mijn kat blijft gewoon liggen als ik het rot heb!).
Enige nuance probeert Härtling te betrachten als hij het jongerenprobleem ‘behandelt’. Hij onderscheidt ‘kaputte Kreaturen’ waarvan de wilskracht gebroken is, die slechts somber voor zich uitstaren, waarin de hoop geblust is en de ‘zachte types’, waar ook niet veel van te verwachten is: ‘Hij voelde zich geïrriteerd door die al te zachte, die lusteloos bescheiden, die door frustratie vreedzaam geworden jonge mensen - ondanks hun vriendelijkheid. Ze dreven op hem toe en weer van hem weg, bijna geruisloos, hun gemompel leek op dat van stervenden.’ De derde groep jongeren vormen de daadkrachtigen, zij die met alternatieve projecten bezig zijn en aan een nieuwe toekomst bouwen. De daad! Natuurlijk. Kiest ook niet Faust uiteindelijk voor de daad als de hoogste verwerkelijking van de mens? Das Windrad is een positief boek, ik zei het al. Jammer toch dat Härtling het niet kan laten om een aantal vrouwen een uiterst negatieve rol toe te bedelen. Een sociaal werkster (behoort tot het vijandige kamp!) lijdt aan magerzucht; een boekhandelaarster is een bazige zakenvrouw, hard en ongevoelig; een op drift geraakt meisje wordt verantwoordelijk gesteld voor het autisme van haar kind dat ze bovendien schromelijk verwaarloost en eenvoudigweg in de steek laat. Maar laat ik eerlijk zijn: er komen ook moederlijk zorgende vrouwen voor en bij herhaling lieve, erg jonge meisjes die met de veel oudere - en allesbehalve aantrekkelijke - hoofdpersoon naar bed gaan. ‘Ben je mijn vader of mijn geliefde? Ik weet het niet. Prima zo.’ Gelukkig maar.
Das Windrad is daarom een belangwekkend boek omdat het feilloos illustreert dat de zogenaamde geëngageerde roman, wanneer dat ‘geëngageerd’ op een oppervlakkige manier wordt opgevat, gedoemd is te mislukken. Die vorm van geëngageerdheid is al lang niet meer een zaak van de literatuur. De journalistiek kan dat veel beter. Misschien is het wel helemaal niet zo goed voor schrijvers om van die congressen te organiseren en zich met actiegroepen te bemoeien. Härtling is er in ieder geval danig van in de war geraakt.
■