Terug naar Thackeray
Het oude en het nieuwe tijdschrift Vanity Fair
Vanity Fair Portraits of an Age Samengesteld door Diana Edkins Richardson, ingeleid door John Russell Uitgever: Thames and Hudson, 203, p., f 109,80 Importeur: Nilsson & Lamm Het nieuwe maandblad Vanity Fair verschijnt sinds maart 1983 en is verkrijgbaar in de tijdschriftenwinkels, f 13,50 per nummer
Ed Schilders
Ik zou wel eens de notulen willen lezen - als die er zijn - van de vergadering uit 1914 waarin - zo stel ik me dat voor - de bestuurderen van uitgeverij Condé Nast een alfabetische lijst doornamen met daarop de mogelijke namen voor hun nieuw uit te geven tijdschrift. Steeds meer mogelijkheden werden weggestreept en ten slotte zou je dan de argumenten kunnen lezen die vóór de keuze van Vanity Fair, ‘Kermis der IJdelheid’ pleitten. Het is zeer waarschijnlijk dat ook toen, of misschien juist toen nog, onderkend werd dat de naam vooral via Vanity een enigszins snobistische bijklank krijgt als je er je handelsmerk van maakt. En als dat onderkend is, dan is het zeker dat men dat een zeer aangenaam voordeel gevonden heeft.
Ik heb die notulen niet, maar wel enige fragmenten uit het redactionele voorwoord van Frank Crowninshield in de eerste aflevering van het maandblad, mei 1914. ‘Wij, als natie,’ schreef Crowninshield, ‘hebben de behoefte ontdekt aan meer vrolijkheid, aan het verbergen van een vroom gezicht (...) en aan een flinke portie humor. Vanity Fair is van plan zo vrolijk mogelijk te zijn. Het zal humor drukken, het zal de ogen richten op het theater, de kunsten, de wereld van de literatuur, de sport, en op het hoogst vitale, elektrische en veelzijdige leven van tegenwoordig, en dat vanuit de vrolijke invalshoek van de optimist, of, en dat is bijna hetzelfde, vanuit de spottend-vrolijke invalshoek van de satiricus.’
Dit fragment staat in John Keats' biografie over Dorothy Parker, die enige tijd als criticus voor het blad gewerkt heeft, en Keats koos het natuurlijk omdat Parker óók zeer bedreven was in humor vanuit de mock-cheerful angle of the satirist. Zo is het accent hier op humor, satire, op Fair komen liggen. Dat Crowninshield ook Vanity niet uit de weg ging, blijkt uit een citaat uit het fotoboek Vanity Fair, Portraits of an age. Daarin worden de lezers als volgt geïdentificeerd: ‘People of means, who cultivate good taste, read good books, buy the best pictures, appreciate good opera, love good music and build distinguished houses.’ Maar ook dit: ‘We do not attempt (...) to rectify our industrial evils or to correct our crying civic abuses.’
Vanity Fair is daarom een naam die zowel goed als slecht gekozen is. Goed, omdat daarmee precies de policy van het maandblad wordt uitgedrukt, slecht, omdat die formule precies dat uitsluit wat William Makepeace Thackeray bedoelde toen hij in 1847 zijn Vanity Fair begon te publiceren. Die serie, de roman verscheen één jaar later, had als ondertitel Pen and Pencil Sketches of English Society. Thackeray probeerde de evils van de samenleving, geregeerd door een arrogante bezittende klasse, wél te rectificeren door ze genadeloos aan de kaak te stellen.
Het septembernummer 1983
Dat was men in 1914 vergeten. Wat men zich herinnerde was het gebrek aan vrolijkheid en vermaak in Thackeray's tijd, het tijdperk van Victoria. Zo kreeg Vanity Fair voor de tweede maal een andere betekenis, want ook Thackeray had de aanduiding al aan zijn tijd en zijn ideeën aangepast nadat hij de naam bij John Bunyan geleend had. Bunyans regels uit The Pilgrim's Progress (1678) zijn klassiek geworden: ‘It beareth the name of Vanity Fair, because the town where 'tis kept is lighter than vanity.’ De kermis was toen nog een jaarmarkt en deze markt duurde bovendien het hele jaar. Zij werd ingesteld door de handlangers van de duivel en in de kramen is alles te koop wat tot zonde leidt. Bunyans boek was alles wat Vanity Fair in 1914 niet meer wilde en kon zijn: een stichtende allegorie en razend populair onder het volk - het werd in 108 talen en dialecten vertaald, en werd na de bijbel het meest gelezen boek.
Vanity Fair leefde, steeds onder leiding van Crowninshield, tot 1936. Dit jaar bleek dat het toen niet overleden is maar dat het zich te rusten heeft gelegd. In hoeverre die rustkuur de betekenis van Vanity Fair voor een derde maal veranderd heeft, laat zich nu nog slechts bij benadering vaststellen, ook al schreef Calvin Trillin in het maartnummer quasi-verontwaardigd dat hij niet was uitgenodigd om zich te abonneren. In die uitnodiging zou Joseph Corr, die het blad voor Condé Nast uitgeeft, geschreven hebben dat Vanity Fair bedoeld is voor ‘only a handful of bright, literate people’. Dat meent Corr natuurlijk niet. Crowninshield in een notedop lijkt nog slechts goed voor een grap.