Foto's
Hoezeer Bachmann opnieuw in de belangstelling staat, wordt ook bewezen door het feit dat haar Duitse uitgever Piper onlangs twee boeken heeft uitgebracht die de persoon Bachmann dichter bij de lezer brengen. Het zijn een bundel met interviews, Wir müssen wahre Sätze finden, en het bijzonder fraai uitgegeven Bilder aus ihrem Leben. Het laatste boek kan zelfs uitstekend dienst doen als introductie tot persoon én werk, omdat de vele foto's en documenten vergezeld gaan van zorgvuldig gekozen citaten uit haar poëzie, proza en interviews. Eerst zijn er de foto's van het gezin en van haar geboorteplaats Klagenfurt en omgeving (1926-1945), daarna de studietijd in Wenen (1946-1953), vervolgens haar eerste periode in Italië, tijdens welke haar twee dichtbundels verschenen (1953-1957). Rond haar dertigste jaar huist zij afwisselend in München, Zürich en Rome (1957-1963), waarna zij op uitnodiging van de Ford Foundation twee jaar in Berlijn doorbrengt (1963-1965). Van dan af tot haar dood verblijft zij weer hoofdzakelijk in Rome (1965-1973) en staat haar leven bijna geheel in het teken van de romancyclus ‘Todesarten’.
De foto's laten de vele gezichten zien van de ene Ingeborg Bachmann, van jeugdig en open tot vermoeid en naar binnen gekeerd. Raadselachtig is het verschil tussen de laatste foto, waarop ze eruitziet als de dame van eind veertig die ze is, en foto's uit nagenoeg dezelfde periode wanneer ze in gezelschap is en zeker tien jaar jonger toont. Indruk maakt ook het achtjarige schoolmeisje vergeleken met de bijna geteisterde vrouw die in de zomer van 1963 in Berlijn aan haar schrijfmachine zit. Het maakt begrijpelijk waarom Heinrich Böll zijn herdenkingsartikel na haar dood de titel gaf: ‘Ich denke an sie wie an ein Mädchen’, want dat is de indruk die dit fotoboek ook bij mij achterlaat.
De lezer van Bachmanns werk, van dit fotoboek en van de interviews kan zich maar moeilijk aan de indruk onttrekken dat de schrijfster gaandeweg kapot is gegaan aan haar inleving in de verschrikkingen van oorlog en fascisme, zowel in het groot als in het leven van alledag. Bij de foto waarop Hitler in 1938 vanaf een balkon in Klagenfurt de burgers toespreekt, lezen we: ‘Er is één bepaald moment geweest dat mijn kinderjaren heeft verwoest. Het binnenmarcheren van Hitlers troepen in Klagenfurt. Het was zo iets ontzettends dat met die dag mijn herinnering begint: door een te vroege pijn zoals ik die later misschien nooit meer in die mate heb gekend.’ En een van de laatste foto's in het boek laat het met gras begroeide perron van de spoorlijn in Auschwitz zien; in mei 1973 bracht Bachmann voor het eerst een bezoek aan Polen, en hoewel het land een zeer positieve indruk op haar had gemaakt, was ze volkomen sprakeloos na haar lijfelijke bezoek aan de vernietigingskampen.
Het interviewboek, dat in chronologische volgorde haar creatieve periode van 1953 tot 1973 doorloopt en waarin successievelijk al haar gepubliceerde werken ter sprake komen - een babbelboek is het natuurlijk níét -, krijgt een hardere toon als Malina in 1971 verschenen is. Naast veel verhelderends over het dubbelgangersmotief in de roman (Malina als het mannelijk alter ego van de vrouwelijke Ik) en over de vaderfiguur in het middendeel (de vader als verpersoonlijking van alle maatschappelijk geweld), formuleert ze keer op keer het thema dat aan ‘Todesarten’ ten grondslag ligt: ‘Het is een grote vergissing te denken dat er alleen in een oorlog gemoord wordt of in een concentratiekamp - er wordt midden in de vrede gemoord.’
Natuurlijk, ook vele andere onderwerpen komen aan bod: de vrij rigoureuze overgang van het schrijven van gedichten naar het schrijven van proza, de grote rol die muziek speelt in haar leven, het bijzondere belang van de compositie bij het maken van haar boeken, haar liefde voor Italië en de haat-liefde voor Oostenrijk, haar overtuiging dat vrouwen gelijkwaardig zijn aan mannen, ‘dat ze precies even bekwaam zijn, dat ze zelfs minder ijdel zijn, dat ze tot grotere prestaties in staat zijn dan mannen. Dat ze geen medelijden nodig hebben en tot elk offer in staat zijn.’ Een enkele keer valt er ook een anekdote te beluisteren: voor de feestbundel bij zijn zeventigste verjaardag vroeg Heidegger Paul Celan en Ingeborg Bachmann als enige dichters om een bijdrage, beiden weigerden. Geen anekdote is het meer te noemen dat Bachmann een essentiële rol blijkt te hebben gespeeld bij het doen uitgeven van Wittgensteins werk in het Duitse taalgebied. En zo is er meer.
Het hoofdthema keert als een doem terug: de ervaring van het leven als een ‘permanente oorlogstoestand in vredestijd’. Dit maakt haar tot een ‘onontkoombaar’ schrijfster in de zin waarin ze het zelf in haar ‘Frankfurter Vorlesungen’ formuleerde: ‘alleen richting, de durende manifestatie van een constante problematiek, een onverwisselbare wereld van woorden, personages en conflicten is in staat ons een schrijver als onontkoombaar te doen zien.’
■
‘Werke. In 4 Bänden’, Sonderausgabe, Piper, f86,35.
‘Der dunkle Schatten, dem ich schon seit Anfang folge’, essays onder red. van Hans Höller, Löcker Verlag, f 39,95.
‘Wir müssen wahre Sätze finden’, Gespräche und Interviews, Piper, f 50,90.
‘Bilder aus ihrem Leben’, mit Texten aus ihrem Werk, Piper, f 48,25.
‘Een stap naar Gomorra’, vertaling Elly Schippers, Vrouw Holle, f 17,50.
‘Jeugd in een Oostenrijkse stad’, ‘Wat ik in Rome zag en hoorde’, ‘Literatuur als utopie’, vertaling Paul Beers, met een essay van Willem Otterspeer, De Revisor 1983/2, f 12,-.