Op lege zaterdagavonden
In deel 3 van Geheim Dagboek van Hans Warren gebeurt veel
Geheim Dagboek 1949-1951 door Hans Warren Uitgever: Bert Bakker 252 p., f29,50
W. Hottentot
‘Tracht ze te bewaren, dichter,
hoe weinigen zich ook grijpen laten.
De droombeelden van je liefde.
Breng ze, halfverborgen, in je regels.
Tracht ze vast te houden, dichter,
wanneer ze in je geest tot leven komen,
des nachts, of in de glans van de middag.’
Zo luidt de vertaling van K.P. Kavafis' beroemde gedicht ‘Wanneer ze wakker worden’ in de versie van Hans Warren en Mario Molegraaf. Niet toevallig staat dit gedicht, buiten de chronologische volgorde om, als eerste in de serie van dertig vertalingen die Warren publiceerde in het zomernummer van het ‘Tijdschrift voor Literatuur’ De Tweede Ronde.
Wie de Verzamelde Gedichten van Hans Warren doorleest, wordt getroffen door de consequente thematiek ervan. Herinnering blijkt (al ver voor de wedergeboorte van dat thema in het werk van de Revisor-auteurs) altijd één van de dominante onderwerpen te zijn geweest, naast liefde, landschap, schoonheid en verlangen.
En die herinnering betreft inderdaad vaak het liefdeleven, steeds minder verholen homo-erotisch. Het Geheim Dagboek moet Warren bij voorbeeld tijdens het schrijven van zijn bundel erotische gedichten Behalve linde, tamarinde en banaan flink hebben geholpen bij het opwekken van de droombeelden der liefde.
Uit de talrijke interviews die verschenen naar aanleiding van deel 1 (1942-1944) blijkt dat de welwillende ontvangst van de beide prozawerken Steen der hulp (1975) en Demetrios (1976) voor Warren de doorslag heeft gegeven om de dagboeken te publiceren. Zelf acht hij ze het beste proza dat hij schreef. En wie bij leven en welzijn zijn dagboeken publiceert, kan herhalingen schrappen, onbenulligheden weglaten, stijlfouten verbeteren. Steeds benadrukt Warren echter dat hij de journalen redigeert, niet herschrijft: ‘Maar uit de intimiteiten, mijzelf betreffende, heb ik niets geschrapt. De kracht van een dagboek staat en valt bij de eerlijkheid.’ (VN, 25 december 1982)
Zo is het inderdaad. Eerlijke dagboeken zijn, zo heet het, ‘better than novels, more accurate than histories and at times more dramatic than plays’.
Politici die een dagboek houden, willen zo hun plaats in de geschiedenis zelf bepalen. Maar voor ‘gewone’ mensen lijkt de voornaamste drijfveer om een dagboek aan te leggen eenzaamheid en vervreemding: het dagboek geeft troost, fungeert als uitlaatklep of gesprekspartner, vaak ook als biechtvader. Presser heeft er in zijn afscheidscollege op gewezen, dat het vooral vrijgezellen zijn die een dagboek houden, en dat ze dat meestal opgeven als ze trouwen. Het dagboek van een schrijver kan voor een lezer een interessant licht werpen op diens leven, opvattingen en het ontstaan van het werk. Los daarvan blijken soms de dagboeken minstens even boeiend als het creatieve werk. Als ik stel dat dit laatste bij Warren het geval is, bedoel ik niets kwaads over zijn poëzie, maar uitsluitend goeds over zijn journalen te zeggen.