De prinses van de psychoanalyse
Marie Bonaparte: vitaal en zelfbewust
Marie Bonaparte: A Life door Celia Bertin Uitgever: Harcourt Brace Jovanovich, 286 p., f58,15
Christien Brinkgreve
‘Ik hield van moordenaars; ik vond ze interessant’; met deze voor een 70-jarige prinses misschien wat excentrieke woorden begint Bertins biografie van het uiterst boeiende leven van Marie Bonaparte (1882-1962), een directe afstammeling van Napoleons broer Lucien, de laatste Bonaparte zoals ze zich zelf beschouwde. Behalve een passie voor moordenaars bezat Marie Bonaparte vele andere hartstochten waarvan die voor de psychoanalyse misschien wel het bekendst is geworden. Ze was een van Freuds trouwste leerlingen, en heeft veel voor hem en de psychoanalyse betekend. Haar professionele leven als psychoanalytica combineerde ze met haar leven als prinses; beide fronten vergden veel, en op zijn minst uiteenlopende kwaliteiten, en het is juist die veelzijdigheid die haar zo uitzonderlijk maakte.
Marie's jeugd was van een treurig stemmende eenzaamheid. Ze was enig kind, haar moeder stierf een maand na haar geboorte - vergiftigd, zo gingen de geruchten -, en de kleine Marie werd opgevoed door haar vader en grootmoeder. Haar vader, een ongelukkige man, had niet veel aandacht voor zijn dochter; zo vond deze bijvoorbeeld later de brieven die ze als klein meisje aan hem geschreven had ongeopend tussen zijn papieren terug; wel gedateerd, want hij was een precies mens. Haar grootmoeder was een sterke en strenge vrouw, die kon jagen, paardrijden, en soms staande plaste - een interessant en niet onbelangrijk detail -, en ze bestierde het huis met ijzeren hand. Zonder veel gevoel voor gezelligheid: het enige spel dat ze wel eens met haar kleindochter deed was biljarten.
Marie Bonaparte op 23-jarige leeftijd
Marie moet een droevig meisje geweest zijn, getuige de foto's in deze biografie en ook de kleine boekjes die ze op haar achtste begon te schrijven, met wonderlijke en ook treurige verhaaltjes, zoals het in het boek afgedrukte ‘I would try to cry’. Dit schrijven zou ze haar leven lang blijven doen. Wanneer, zo schreef ze later, haar driftmatige impulsen, van welke aard ook, tegen de muur van de werkelijkheid stukliepen, dan zocht ze haar toevlucht in intellectuele sublimatie en vond daarin ‘vrede en geluk’.
Marie Bonaparte en haar dochter, prinses Eugénie
Dat dit nogal eens nodig was, blijkt zonder veel moeite uit haar levensverhaal. Haar adolescentie was evenmin een rooskleurige episode. Ze begon allerlei kwalen en angsten te ontwikkelen, werd tobberig en ouwelijk, tot ongerustheid van haar vader die vreesde haar zo niet uit te kunnen huwelijken. Tot overmaat van ramp stootte ze haar neus tegen de piano waardoor ze een lelijk litteken opliep. Van de vele operaties die ze tijdens haar leven zou ondergaan was de eerste aan haar neus, de volgende aan haar borsten, en daarop verschoven ze zich naar haar clitoris, maar dan zijn we inmiddels een stuk verder in haar leven.
Haar vader vond ten slotte een geschikte huwelijkskandidaat, prins George van Griekenland. Huwelijksstrategisch gezien een goede zet, want zijn dochter was zo met één klap geparenteerd aan een groot deel van de Europese vorstenhuizen, maar voor Marie bood dit huwelijk niet veel uitkomst: George bleek een sombere melancholieke man wiens affectie vooral uitging naar zijn Deense oom Waldemar, en niet erg naar Marie, die snakte naar enig teken van leven: ‘My George, near his Waldemar, is like a day lit by the sun, and away from him like a day of fog.’ De geboorte van hun zoon Peter gaf enige opleving, maar bij het volgende kind - een dochter, Eugénie - overheerste bij hem de teleurstelling dat het niet opnieuw een zoon was.