Daan Cartens
Het debuut van Daan Cartens, Duel, bestaat uit acht verhalen, die sterk verschillen van inhoud, toon en kwaliteit. De enige overeenkomst is, dat in alle acht een vorm van strijd tussen man en vrouw wordt beschreven. Cartens schrijft onder meer over een verwende pianist wiens vrouw zijn grillig gedrag niet meer accepteert, een vrouw die vergeefs zit te wachten tot haar man terugkeert en een interviewster, die verliefd wordt op de door haar te ondervragen tennisspeler.
Het merkwaardige en tevens het zwakke van deze bundel is, dat de schrijver het meest doet denken aan een kameleon: al naar gelang van wat hij wil schrijven, presenteert hij zich als een gevoelige, poëtische impressionist, bij voorbeeld in Reflecties, waarbij elk fragment gerelateerd wordt aan een kleur en het proza de grens met de poëzie meermalen overschrijdt, of als een vaardig schrijver van keiharde detective-achtige verhalen, zoals in Parijse metten, waarbij de lezer onverwacht verzeilt in een wereld van samenzweringen, politieke moorden en sensatie.
Het is hierdoor onduidelijk met wat voor schrijver wij hier te maken hebben: een aspirant ‘hard-boiled detective’ schrijver of een aan de rand van de literatuur experimenterende poeët? Enerzijds valt de technische vaardigheid, waarover Cartens beschikt om elk soort verhaal te schrijven, te bewonderen, anderzijds is de uiteindelijke indruk die na lezing van deze bundel overblijft die van schrijfoefeningen van een jong auteur, die nog niet weet welke weg naar de Parnassus hij zal kiezen.
Dat Cartens kan schrijven, blijkt het beste uit het titelverhaal: de beschrijving van de vrouw die het leven van de schrijvende ik-figuur deelt, is mooi en het verhaal komt ook het meest authentiek, het minst bedacht over. In de andere verhalen is te vaak sprake van erg bestuurde mooi-schrijverij.
Na deze bundel zou Cartens een keuze moeten maken ten aanzien van de vraag: wat wil hij hóé gaan beweren ofte wel: een potentiële schrijver op zoek naar zijn thema.
■