Omdat wij zo fatsoenlijk waren
De katholieke bemoeienis met de Indonesische revolutie
Katholieken en de Indonesische Revolutie door Jan Bank Uitgever: Ambo f37,50
Tessel Pollmann
Een Nederlands proefschrift dient een béétje saai te zijn om niet verdacht te wezen. Iedere burger die regelmatig promoties bijwoont, weet dat: als de promovendus interessant, boeiend of, de hemel beware ons, zelfs geestig schrijft, kan hij op een uitbrander rekenen. Dan is hij oppervlakkig, of partijdig. Heeft de promovendus bovendien wel eens iets in een Nederlandse krant gepubliceerd, dan is ieder falen van zijn zijde meteen te wijten aan zijn ‘journalistieke’ schrijfstijl.
Waarom deze inleiding? Omdat Jan Bank, historicus en Volkskrantmedewerker, die onlangs promoveerde op de bemoeienis van de katholieken met de Indonesische Revolutie van de Utrechtse hoogleraar Theo van Tijn weer dat verwijt kreeg: het vijfhonderd pagina's dikke proefschrift van Bank zou te journalistiek zijn. Dat verwijt kwam natuurlijk verwacht. Maar ook onverwacht. Want Theo van Tijn is dezelfde die in Vrij Nederland veel lange, grote en aardige verhalen over de sociale geschiedenis van Nederland heeft gepubliceerd, met een flair een goede journalist niet onwaardig.
Wonderlijk dus dat dezelfde Van Tijn bij een promotie de journalistiek dan toch weer afvalt. Wonderlijk ook dat hij dat doet naar aanleiding van een proefschrift dat van alles is, maar niet journalistiek, niet in de goede en niet in de kwade zin van dat woord.
Als er één ding opvalt aan het proefschrift van Bank, dan is het dat het een boek is met de pretentie van compleetheid en met (zoals trouwens dezelfde Van Tijn terecht, zij het kritisch opmerkte) veel fact-finding. Jan Bank heeft zich dank zij zijn reputatie van diplomatie, voorzichtigheid en betrouwbaarheid toegang weten te verschaffen tot die grote zwijger uit de Nederlandse politiek: Romme. De ex-politicus, nu ver in de tachtig, heeft vaak gesimuleerd dat hij ten eerste al zijn papieren niet meer had en dat ten tweede zijn geheugen hem in de steek liet. Maar kijk aan, daar komt Jan Bank, en de oude heer blijkt een mooi archief te hebben en een goed geheugen. Als er één reden is om contemporaine geschiedschrijving (voor zover die niet in kranten wordt beoefend) onder wetenschapsbeoefenaren te stimuleren, dan is het toch wel dit voorbeeld-Romme.