Een vreemdeling in Amsterdam
Ter herinnering aan Alvin W. Gouldner
Theory and Society Special Issue in remembrance of Alvin W. Gouldner Volume 11 nr. 6 Uitgever: Elsevier Science Publishers, f95, -
G. Benthem van den Bergh
In het begin van de jaren zeventig kwam een lange, wat dikkige, roodharige Amerikaan naar Amsterdam. Het was Alvin W. Gouldner, een van de bekendste en origineelste Amerikaanse sociologen, in zekere zin de opvolger van H. Wright Mills. Hij was benoemd tot hoogleraar in de sociologie en had grote plannen. Hij wilde een ‘Amsterdamse school’ in de sociologie oprichten, ervan uitgaande dat hij in het bruisende, kosmopolitische Amsterdam - zo zag hij die zelfvoldane stad - voldoende sluimerende energie zou kunnen losmaken.
Maar dat viel tegen. Er was minder belangstelling voor zijn ideeën dan Gouldner had verwacht. Dat lag ook aan hem zelf. Voor Nederlanders is Amerika al een belangrijk referentiepunt. Maar voor de meeste Amerikaanse ‘expatriates’ in Europa is dat nog veel sterker. Alleen wat in Amerika gebeurt telt voor hun mee - en alleen voor het Amerikaanse publiek blijven ze schrijven. Nederland bestaat voor Amerikanen eigenlijk niet. Dat weten we natuurlijk wel, maar het is toch wat irritant als het volstrekt duidelijk is dat iemand jóú wel veel denkt te kunnen leren, maar omgekeerd helemaal niets. Gouldner liet daar geen enkele twijfel over bestaan en dat is niet de manier om je een aanhang te verwerven. Amsterdam viel Gouldner ook tegen - en de universiteit al helemaal. Hij vertrok dus na een paar jaar weer, met enige bitterheid zoals uit een afscheidsbrief bleek, die goed paste in de kritiek op de universiteit en de nieuwe vrijgestelden die toen in de mode kwam.
Toch was Gouldners verblijf niet zonder vrucht. Behalve dat hij in Amsterdam aan zijn kritiek op het marxisme en de opkomst van intellectuelen als nieuwe klasse werkte, organiseerde hij vlak voor zijn vertrek een groot sociologisch festival, overigens niet aan zijn eigen universiteit maar aan de Vrije Universiteit. Maar het belangrijkste resultaat van zijn verblijf in Europa was toch wel de oprichting van het tijdschrift Theory and Society: renewal and critique in social theory, waarvan de ondertitel de bedoeling al meteen duidelijk maakt: ruimte bieden aan nieuwe ontwikkelingen in de sociologische theorievorming en het stimuleren van een kritische discussie tussen verschillende theoretische perspectieven. Dat was een ambitieus programma, gezien de neiging tot onderlinge verkettering in wetenschappen, die uit een conglomeraat van verschillende ‘normale wetenschappen’ (Kuhn) bestaan, zonder dat deze met behulp van een algemeen aanvaarde theoretische grondslag in een cumulatieve ontwikkeling met elkaar verbonden kunnen worden, zoals dat bij de natuurwetenschappen het geval is. Van kritische discussie kwam dan ook minder terecht dan van het ruimte bieden aan programmatische artikelen over nieuwe, overigens vaak vrij modieuze theorieën. De laatste jaren probeert de redactie theoretische vernieuwing wel meer inhoudelijk op te vatten, dat wil zeggen, te doen demonstreren aan de hand van specifieke vragen of problemen.