Vrij Nederland. Boekenbijlage 1983
(1983)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Hans Keller
| |
VoorportaalBleef Waugh tot zijn dood met niet aflatende hardnekkigheid volhouden dat het ware reisboek net als het ware reizen dank zij de Tweede Wereld oorlog niet meer kon bestaan, volgens de voormalige reisredacteur van het Engelse zondagsblad The Observer, Eric Newby, was het schrijven over reizen en eigenlijk ook het reizen zelf afgelopen sinds de opkomst van het massatoerisme. Hij nam in 1973 zijn ontslag omdat de moderne hotels, de grote jet-vliegtuigen, de door alles heen lekkende muzak, de onpersoonlijk geworden en van alle pittoreskheid beroofde ontvangst wanneer hij weer ergens was aangekomen hem meer en meer de keel uithingen. Hij schrijft dat in zijn herinneringen aan een reizend bestaan, A Traveller's Life - deels doorgebracht ‘on the run’ tijdens Waughs oorlog, deels als inkoper van een Britse confectieketen en ten slotte als reizend journalist en schrijver van de ‘zondagse’ stukken voor de zondagskrant - waarin hij de bulldozer aanwijst als het schuldige instrument dat alle ‘lonely Places’ van voorheen heeft doen bevolken door dagjesmensen en de voortgedreven slachtoffers van touroperators. Sinds de bulldozer een weg baande met speciaal aangelegde panoramische uitzichten - waarvan de vertrouwde autochtoon nooit gebruik zou maken, het idéé - door zijn geliefde Italiaanse Apennijnen waar zijn vrouw vroeger woonde, bezoekt hij ook zijn schoonmoeder nauwelijks meer. Newby's bij vlagen zeer geestige reissouvenirs zijn geschreven in de vertrouwde traditie van ironie, afstand en minusculisering, die elke ervaring in de grote buitenwereld verkleint tot een ornament in het voorportaal van de Engelse hel. Hadden hij en Waugh dan werkelijk geen kaas gegeten van het echte reizen? Misschien alleen van het reizen in hun tijd toen het Engelse pond de rest van de wereld voor zeer geringe bedragen toegankelijk maakte, toen de kans nog groot was dat je ergens als eerste of één onder weini- | |
[pagina 8]
| |
gen arriveerde waar de wereld zich niet, zoals kort na de Tweede Wereldoorlog, afweerde maar open aan je voeten lag. Theroux en Chatwin worden min of meer beschouwd als de autoriteiten van het weer door hen opgevatte genre. Dat is bij voorbeeld te zien aan de prijzende citaten die Theroux zo mogelijk worden ontfutseld als het gaat om een nieuw travelboek van iemand die weer in zijn sporen trad. Over Slow Boats to China van Gavin Young - alweer een Observer-redacteur - laat hij zich op de cover van deze Penguin-uitgave zeer tevreden uit. Young wilde per schip van Griekenland naar China en toen hem bleek dat zo'n trip vijftig jaar geleden nog mogelijk was geweest maar nu dank zij de moderne tijd eigenlijk niet meer, zette zijn voornemen zich onverzettelijk in zijn brein vast. Slow Boats to China is inderdaad het meeslepend voortgemompelde verhaal van iemand die de kunst van het reizen waar het niet meer kan, na zeven maanden op een kleine dertig scheepjes, machtig is geworden. Door Youngs voortdurende kopzorg over hoe hij een beetje kan opschieten schemeren zijn herinneringen aan eerder bezochte plaatsen, eerder ontmoete personages en ook het besef van vergeten en dat over het schrijnende mechaniek van de eigentijdse geschiedenis. Alles op de aantrekkelijke toon van iemand die het spijt. | |
Alle mogelijkhedenOok Chatwin wordt regelmatig voor inleidingen en wervende teksten gevraagd sinds hij een rol speelde bij de herontdekking van een ten dode verklaard genre. Hij bracht de Engelse pocketfirma Picador enkele jaren geleden Robert Byrons The Road to Oxiana onder de aandacht en schreef er, toen tot heruitgave werd besloten, een warme inleiding voor. Byrons reisdagboek van een tocht naar Afganistan uit 1937 was uit de aandacht verdwenen en zou zoek zijn geraakt wanneer Chatwin niet had gewezen op de ‘moderne’ aspecten van Byrons dubbele reis: één naar buiten in den vreemde en één naar binnen. Ook Byron werd met deze heruitgave in de gelederen van de ware schrijvende reizigers opgenomen en sindsdien is met veel speurzin de oude reisbibliotheek, waar Waugh zoveel mee ophad, door Penguin op over het hoofd geziene schatten doorgenomen. Het resultaat is een nieuwe reeks die Penguin Travel Library heet, waarin onlangs een achttal herdrukken verscheen van reisverhalen die eerder tussen het begin van deze eeuw en de Tweede Wereldoorlog verschenen. Vrijwel alle aspecten van het reizen - of liever: van het schrijven over reizen - zijn erin vertegenwoordigd: de dubbele reis (The Worst Journey in the World), de reis als vlucht (Norman Douglas, de schrijver van Siren Land, moest Engeland al voor de Eerste Wereldoorlog verlaten omdat hij een jongen op de mond had gekust), de reis waarop de gehoopte avonturen uitbleven en de schrijver voortdurend met zich zelf zat (Peter Flemings One's Company), de pijnlijke reis die tot verlegenheid leidt (Hindoo Holidays), de onbescheiden reis die meer nieuwsgierigheid bevredigt dan waarover men dacht te beschikken (Africa Dances) en de romantische reis die de schrijvers om zo te zeggen in hun tong bijt. C.M. Doughty en Wilfred Thesiger werden tijdens hun Arabische tocht - en daarna tijdens het schrijven erover - door hun onderwerp vervangen.
Boten gebruikt voor het vervoer van de kamelen van Dr. Livingstone.
Het waren zulke reisboeken waarnaar Evelyn Waugh in 1946 vergeefs verlangde. Grofweg gerubriceerd waren het verslagen van particulier ondernomen ontdekkingsreizen, de notities van journalisten en schrijvers en dichters die tussen de beide wereldoorlogen in het voetspoor traden van hun grote voorgangers uit de zestiende en zeventiende eeuw en een soortgelijke route die deze kooplui, zeekapiteins en travelliars min of meer per ongeluk hadden afgelegd nog eens dunnetjes overdeden. Geen ander land kende in die jaren zo'n bloeiende reisliteratuur als Engeland. Wat was het motief van deze reizigers? | |
Het verstikkende thuisDe Amerikaan Paul Fussell, die aan het beantwoorden van die vraag in 1980 zijn studie Abroad wijdde, vatte zijn conclusie samen in een hoofdstuk dat met een efficiënte karakteristiek ‘I hate it here’ was getiteld. En in 1937 karakteriseerde Freud het genre als de verslaggeving van een generatie die erin was geslaagd om te ontsnappen aan de verstikkende koestering van het gezinsleven en de daar bovenuit torenende vaderfiguur. Wie uit de duisternis van de Franse en Belgische loopgraven in levende lijve naar Engeland wist terug te keren, werd daar in de woorden van E.M. Foster opgewacht ‘door een gestalte die met gevouwen handen stond te wachten’. In het geval van Christopher Isherwood was dat zijn moeder - zijn vader was, verlangend naar de zon, gesneuveld - die de personificatie werd van zijn motief om te vluchten want in haar naam gingen de pubs op tijd dicht, was er in de erotiek dit wel en dat niet geoorloofd, mankeerde er niets aan de klassenmaatschappij, was het kapitalisme een zegen, verliepen de Engelse kerstdagen nu eenmaal zoals ze verliepen en liet de zon zich het hele jaar zelden zien. I hate it here. Wat Waugh vooral aantrok in de reisverhalen van zijn tijdgenoten was dat zij zich zelf overal mee naar toe namen. Dat klonk door in hun verwaten vaststellingen die een streek betroffen ‘...vol tegenstellingen waar het is alsof de tijd er heeft stilgestaan’, het deed er niet toe over welk land het precies ging. Hij verheugde zich al lezend op het ogenblik waarop de werkelijke tegenstellingen door zo'n cliché heenbraken: het moment van de waarheid waarop de ene cultuur met de andere (de Engelse) werd geconfronteerd, een botsing die meestal leidde tot de soort humeurigheid die Waugh herkende. Na 1946 viel er wat Waugh betreft zelden meer op zulke confrontaties te rekenen. Het was overal hetzelfde geworden, van Korea tot Alaska werd in het Engels gesproken en zelfs aan de andere kant van de lijn, waar Chinees en Russisch meer waren ingeburgerd, konden ze dat niettemin verstaan. Aan de ontdekkingstochten van zijn voorkeur was een eind gekomen en zijn kritisch gezag leek met zijn uitspraak uit 1946 ook een punt gezet te hebben achter het genre. Voortaan was alleen de verplichte manier van reizen mogelijk, naast die van antropologen en oorlogscorrespondenten. Het moest meer dan een kwart eeuw duren voor de reisliteratuur naar zijn specifieke opvattingen en vele jaren na zijn dood met Theroux en Chatwin weer een impuls kreeg. | |
De reis als kunstwerkZij gaven een nieuwe, dikwijls in zich zelf mompelende, gestalte aan de klassieke metafoor van de Odyssee, aan die van Baudelaires Le Voyage en Rimbauds Le Bateau Ivre, warin het doel van de reis de reis zelf is en het reizen een vorm van zelfonderzoek. Zij doen zich in hun reisverhalen voor als personages zonder vaste woon- of verblijfplaats, voortijlende schaduwen van de samengestelde personalia uit hun paspoort. Ze zijn schimmen waar het passerende landschap doorheen schijnt en hun bestemming ligt in het verslag van hun reis - de reis, kortom, als kunstwerk. Het succes van hun recente reisboeken moet vermoedelijk worden geweten (afgezien van het feit dat het hier om twee meeslepend schrijvende auteurs gaat) aan het hoge identificatie-coëfficiënt waarover hun verhaalde belevenissen beschikken. Net als iedereen zijn zij hun eigen deskundigen van wat zij in Italië, Japan, Argentinië of Dahomey meemaken. Het is soms een vijandige wereld waarin zij zich begeven en soms een oorverdovend mededeelzame, altijd chaotisch en altijd onberekenbaar. De enige constante waardoor die tegenstrijdige en vaak in de war makende aspecten en ervaringen worden geordend en verbonden zijn zij zelf, voyageurs sans bagage. In Patagonië moet Chatwin bovendien dikwijls aan zijn grootmoeder in Wales denken en in de trein die Theroux door Mantsjoerije voert, vraagt hij zich af waarom hij maanden eerder in vredesnaam op Victoria Station in Londen aan deze reis is begonnen. Er wordt in hun boeken heel wat afgezeurd over het ongemak, het onbegrip en de eenzaamheid die zij over zich zelf hebben afgeroepen en dan is het de zoete pijn van het heimwee die de lezer herkent. In een wereld die daar volgens Waugh niet meer geschikt voor is, vraagt het reizen van de doorzetters een zo grote overlevingsvaardigheid dat er ook in die zin sprake is van een kunst. Het veelal met diepe achterdocht beluisterde adagium l'art pour l'art is als het over reizen gaat ‘schoon’. Reizen om het reizen zelf is wat dat betreft het hoogst bereikbare en al kan niet iedereen het - iedereen kan het zich indenken. ■
Illustraties uit: The White Nile en The Blue Nile door Alan Moorehead, 2 delen over de historische veroverings- en ontdekkingsreizen op en rond de Nijl, Uitgever: Vintage Books, f40, - p.d. Importeur: Van Ditmar |
|