Het geheim van de jonge kunstenaar
Een kenner van het Iers is nog geen Ierse kenner
A Colder Eye; The Modern Irish Writers door Hugh Kenner Uitgever: Alfred A. Knopf, f 54,90 Importeur: Van Ditmar
Martin Koomen
Nadat in de herfst van vorig jaar Richard Ellmann een herziene en uitgebreide versie van zijn James Joyce-biografie had laten verschijnen, oogstte hij (opnieuw) een koor van lofprijzingen. ‘De grootste literaire biografie van de eeuw’, oordeelde Anthony Burgess, die behalve romancier ook zelf de auteur van enige werken over Joyce is. Andere Joyceanen lieten soortgelijke enthousiaste geluiden horen.
Eigenlijk was er temidden van alle lofzangen maar één dissonant: een reactie zo kritisch dat men wel van een aanval op Ellmann mocht spreken. Dat was dus nogal opvallend, te meer omdat de bewuste bespreking in de kolommen van het gerenommeerde Times Literary Supplement viel aan te treffen. Het stuk, geschreven door de Amerikaanse criticus Hugh Kenner, introduceerde de term ‘Ierse feiten’, een begrip dat blijkbaar zo moet worden verstaan dat mededelingen die afkomstig zijn van Ierse zegslieden méér wantrouwen en korreltjes zout verdienen dan wat er uit de mond van, bij voorbeeld, Amerikanen kan worden opgetekend. Overbodig te zeggen dat Ellmann voor zijn biografie van de belangrijkste Ierse romanschrijver meer Ierse dan Amerikaanse informanten had geraadpleegd.
Kenner gaf ook voorbeelden van zulke ‘Ierse feiten’, maar bij alle omhaal van woorden oogde het resultaat toch nogal schraal. Ellmann verantwoordt in zijn biografie overal heel gewetensvol zijn bronnen, en deze blijken misschien wat vaker uit door hem zelf afgenomen interviews te bestaan dan gebruikelijk is in de academische wereld, waar men zich liever op schriftelijke bronnen pleegt te baseren. De bedenkingen die Kenner aanvoerde laten zich inderdaad het beste met dit woord ‘academisch’ omschrijven.
Omslag van ‘A Colder Eye’: tekening van Edward Sorel. V.l.n.r.: J.M. Synge, Oliver St. John Gogarty, Lady Gregory, Samuel Beckett, Sean O'Casey, W.B. Yeats en James Joyce.
Het boek A Colder Eye, dat deze auteur nu heeft laten verschijnen, weerspiegelt eigenlijk opnieuw een pedant en nogal steriel soort geleerdheid: tragisch genoeg, want uit alles blijkt dat Kenner nu juist heeft getracht om tot een levendige en persoonlijke schriftuur te komen.
Hij behandelt in dit werk niet alleen James Joyce, maar wil blijkens de flaptekst een beeld geven van wat daar genoemd wordt de Ierse Literaire Renaissance, dat wil zeggen de beweging rondom de dichter William Butler Yeats, een beweging waaraan Joyce volstrekt geen deel wenste te hebben. Wie, trouwhartig afgaande op de ondertitel (‘de moderne Ierse schrijvers’), een globaal overzicht verwacht van de moderne Engelse literatuur zoals bedreven door Ieren, wordt in een woordje vooraf uit de droom geholpen. Men leest daar dat de ondertitel had kunnen luiden: Yeats en zijn schaduw.
De vaagheid van het gekozen uitgangspunt zou zo erg niet zijn geweest indien de lezer A Colder Eye had mogen beschouwen als een algemene introductie tot die schrijvers die Kenner - om welke reden dan ook - de moeite van behandeling waard heeft gevonden, maar daarvoor is het boek veel te ondoorzichtig, om met te zeggen chaotisch, ingedeeld. Uit het al genoemde woordje vooraf blijkt trouwens dat Kenner zijn pennevrucht moet ontraden aan ieder die op zoek is naar ‘een “evenwichtige” behandeling van wie ook, zelfs van Yeats’.
Als introductie tot het onderwerp (hoe dit dan ook precies gedefinieerd zou moeten worden) is A Colder Eye echter vooral onbruikbaar vanwege het voortdurende streven van de auteur om wat hij zeggen wil zo oorspronkelijk mogelijk te formuleren. Vaak neemt Kenner zijn toevlucht tot een soort parodie op de stilistische eigenaardigheden van de schrijver waarover hij op dat ogenblik mededelingen doet. Wie thuis is in de materie, kan de desbetreffende passages als slappe pastiches herkennen, een bewijs te meer dat het hier niet gaat om een werk met een algemeen voorlichtend karakter.
Bevat het boek dan kluifjes voor hen die al thuis zijn in de rijke Anglo-Ierse letteren, schokkende nieuwe inzichten of zo?
Het zou onzinnig zijn om te loochenen dat Kenner in zijn boek wel eens een verrassend gezichtspunt betrekt. Bij voorbeeld: de analyse die hij geeft van Joyce's autobiografische roman A Portrait of the Artist as a Young Man - wat men daar verneemt over de ‘chiasmische’ structuur van dat boek is, zeker als men eenmaal het woord ‘chiasme’ in het woordenboek heeft opgezocht bepaald verhelderend (een chiasme, van het Griekse chiasmos of kruisstelling, is een stijlfiguur waarbij in het tweede deel een omgekeerde woordvolgorde van het eerste deel optreedt, bij voorbeeld ‘we eten om te leven, we leven niet om te eten’). Het blijkt dat de hele opzet van A Portrait een soort gespiegelde symmetrie laat zien en dus ook in dit opzicht evenzeer een zelfportret oplevert als het werk van een schilder die een spiegel gebruikt om zich zelf te kunnen afbeelden.
Zo is er wel meer in A Colder Eye. Raadpleging van het uitgebreide ‘notenapparaat’ dat Kenner als rechtgeaard academicus (hoogleraar Engelse literatuur aan de John Hopkins University) wel verplicht was te geven, wijst echter uit dat er in zo'n geval eigenlijk steeds sprake is van ontlening; het chiasmische karakter van A Portrait vormde een ontdekking van Hans Walter Gabler.
In het begin van zijn boek laat Kenner weten dat zijn spelling van Ierse woorden af en toe best inconsequent kan wezen (‘ik volg mijn bron van het ogenblik’); hij schijnt daar nogal trots op te zijn want hij doet die mededeling zelfs twee keer (op de bladzijden XI en XIV). Hij moet vervolgens (blz. 13) dan ook bekennen het Iers niet machtig te zijn. Dat betekent dat de hoofdstukken ‘The Lore of Irish’ en ‘Irish Words’ in hun geheel niet anders dan ontleningen kunnen wezen, hetgeen de schrijver (of zo men wil samensteller) niet heeft belet allerlei apodictische uitspraken te doen en onbekommerd sjibbolets van deze aard af te laten drukken (blz. 82): ‘Why mh should also say v before a vowel but elsewhere w is a darker question than there is space here to illuminate....’ Zegt u dat wel.
Het zijn Joyce en Yeats die in A Colder Eye de meeste aandacht krijgen, dit natuurlijk op goede gronden. De keuze van de overige behandelde schrijvers heeft, zoals hier al werd aangeduid, iets arbitrairs. Aan John Millington Synge en Samuel Beckett worden, na Joyce en Yeats, waarschijnlijk de meeste woorden gewijd.
■