Boerin
Balletleidster Ninette de Valois (‘I hate important men, but important women are impossible, and she has become important,’ zegt Lopokova helaas over haar) schrijft een eerlijk, informatief en grondig artikel over Lopokova's bijdrage aan de Engelse danskunst en Henriette Couper geeft een geschreven herinnering waarin zij als jong meisje de vereenzaamde zesentachtigjarige Lopokova in haar landhuis bezoekt, een huis waar de Cezannes, Modigliani's en Picasso's dicht tegen het plafond hangen (‘Because I don 't like them’) en het meubilair bezaaid is met conservenblikjes, kartonnen dozen en flessen ingemaakt fruit. Het meisje maakt kennis met de verwarde maar toch nog ijzersterke geest van de oude vrouw en schrijft daarover een verhaal in de beste Engelse tradities: intrigerend, humoristisch en bevreemdend, een beetje als een schilderij van Hockney: ‘Lydia and Logan were sitting opposite one another in sturdy arm-chairs in the hall, beneath an overhanging electric element. They gave me the impression that they spent much of their lives sitting silently in these chairs.
Lydia Lopokova, tekening van Picasso
Shutting the door behind me I saw them still sitting there, face to face, in silence, as they had been upon my arrival.’
Coupers bijdrage is het enige fragment in het boek waarin Lopokova tot leven komt, achtergrond krijgt en tot denken stemt; haar lange leven daarvoor is in veel loze observeringen teloorgegaan. Niemand tracht een verklaring te vinden voor Lopokova's ongedurige, inconsequente danscarrière en niemand verdiept zich in de Pnin-achtige geest van de Russische emigrée, die zich ondanks haar guitigheid toch vaak diepellendig moet hebben gevoeld in de snobistische society-kringen waarin zij verzeild was geraakt (‘Ik ben een russische boerin,’ schijnt ze vaak van zich zelf te hebben gezegd).
De superlatieven die voor Lopokova in de verschillende artikelen worden gebruikt, komen meestal neer op ‘absolutely charming, delightful, pretty, elegant, lovely’, woorden die op mij hetzelfde effect hebben als ons fnuikende ‘leuk’. Het is dat tot niets verplichtende soort uitdrukkingen dat te zamen met veel ander loos gebabbel - meestal vergezeld van een gestaald lachgrimas - vaak gebezigd wordt op Britse society-bijeenkomsten: Margaret Thatcher is het huiveringwekkende voorbeeld.
De Britten zijn meesters in het maskeren van veel emoties en ontreddering achter een ‘stiff upperlip’, een lip die in een menselijke uitdrukking veranderd als je over hun werkelijke bestaan in boeken leest. Zo echter niet in dit boek. Het is een beetje zo - als Henriette Couper schrijft: ‘I thought how queer it was that, at tea with Lydia, there was never any tea -. Zo heb ik het gevoel dat er in dit boek over Lopokova ook weinig werkelijke Lopokova aanwezig is, maar misschien was er gewoon niet meer.
Wie wil lezen hoe werkelijk bezeten generatiegenoten van Lopokova met hun werk bezig waren en ziel en zaligheid daarvoor gaven, leze Nijinsky van Richard Buckle of Keith Money's ongelofelijk minitieuze verslag over Anna Pavlova's leven, het schitterende Anna Pavlova, her life and art. Over de jaren twintig en dertig, waar het boek van Milo Keynes toch ook voor een groot deel over gaat, raad ik fascinerender, en vaak schokkender, boeken aan, zoals Andrew Birkins J.M. Barrie and the Lost Boys, Michael Holroyds biografie van Lytton Strachey en Bloomsbury, Nigel Nicolsons Portrait of a Marriage of My Father and Myself van R. Ackerley. Stuk voor stuk onthutsende blikken achter een verstarde society-façade.
En Lydia Popokova, die hadden we misschien gewoon moeten zien dansen, barstend van energie en levenslust.
■
Rudi van Dantzig is artistiek leider van het Nationale Ballet