Optimisme
Het analyseren van die atavismen is ook altijd het werk geweest van schrijvers, vooral van satirici: Swifts Gulliver's Travels en Voltaires Candide zijn beroemde voorbeelden. Lessing schaart zich met haar space-fictionserie bij die traditie in de Europese literatuur, overtuigd als ze is van de noodzaak en de mogelijkheid van het vrijmaken van de intelligentie, het vermogen om tegelijk rationeel en inventief te functioneren. Met vele anderen is zij ervan overtuigd dat het menselijk brein nog maar nauwelijks is ontwikkeld, en voor een groot deel nog vastzit in patronen die horen bij een veel vroeger evolutionair stadium - er is dus voldoende grond voor optimisme.
In The Sentimental Agents klinkt dat optimisme trouwens niet zo vaak door, behalve in de ontknoping van de plot - over het algemeen houdt deze spiegel ons een beeld voor dat niet bepaald tot vreugde stemt. Het verraad van de intellectuelen - pijprokende, whiskeydrinkende en automatisch vertrouwenwekkende windhanen - en het bedrog van politieke revolutionairen wordt in een extra somber daglicht gesteld door Lessings analyse van de bedriegbaarheid van de door ‘Undulant Rhetoric’ besmette massa. Zelfs de agent van ‘Canopus’ die de rapporten schrijft waaruit dit deel van de Archieven is samengesteld, vertoont af en toe tekenen van besmetting en moet zich van tijd tot tijd terugtrekken in de door hem zelf gestichte ontwenningskliniek. Het zal de door Lessing aangevallen feministische beweging overigens goeddoen dat de enige niet-Canopeaan die het verstand bij elkaar houdt en plichtsbetrachting vertoont, een vrouw is, die samen met een groep van haar gelijken midden in de invasie van de planeet onverstoord doorwerkt aan het opstellen van een aanklacht tegen het bestuur van de planeet, die de bevolking heeft laten verwoesten door de retoriek en heeft nagelaten de mensen te vertellen hoe ze werkelijk in elkaar zitten, en wat hun rechten, plichten en mogelijkheden zijn.
Satire is vanouds het beste wapen van de schrijver in de strijd tegen domheid, vooroordeel en onrecht, maar het is een wapen dat enorm hoge eisen stelt. Zo hangt de kracht van satire onrechtvaardig sterk af van de grappigheid - hoe scherpzinnig en terecht het kritische denk- en verbeeldingswerk ook mag zijn, als de lezer niet geamuseerd of geschrokken begint te lachen is de satire niet echt gelukt.
Ik ben bang dat The Sentimental Agents door een gebrek aan komische effecten toch vlakker is dan het is bedoeld. Het blijft voor afficionados van Lessing natuurlijk interessant, al was het alleen maar omdat het een samenvatting is van haar ideeën nu, over verschijnselen als het communisme en de communistische partijen, over de repressieve en geschiedvervalsende rol van de christelijke kerk, over het geloof in revolutie en in vrijheidsstrijd, over het feminisme en de vredesbeweging, en het al genoemde verraad van de intellectuelen. Maar ik heb er niet echt om gelachen en ik heb ook niet één keer gehuiverd. Onwillekeurig dacht ik bij het lezen aldoor aan andere satires, vooral aan Malcolm Bradbury's History Man, dat veel geestiger en bijtender is dan The Sentimental Agents. Misschien heeft Doris Lessing te veel over deze onderwerpen gepraat tijdens haar tournee vorig jaar, toen ze al met dit boek was begonnen, om het geïnspireerd te kunnen afmaken. Maar dit is een persoonlijke mening - niet zonder verbazing en vreugde heb ik gezien dat The Sentimental Agents in de Britse pers is geprezen, terwijl alle vorige delen van de serie door de meeste critici met de grond gelijk gemaakt zijn. Als Gore Vidals Duluth dezelfde hoeveelheid lof wordt toegezwaaid zal me dat minder verbazen, maar ook minder verheugen. Duluth is ook bedoeld als satire en als een pastiche van soap-series als Dallas en Dynasty, en van alle keukenmeidenromans van vroeger en nu. Het is geschreven als de schepping van een word-processor, een computer met een gigantisch literair geheugen, die steeds dezelfde karakters onder andere namen laat optreden in steeds dezelfde stereotype plots: de werkelijkheid van een machine, gemodelleerd naar het menselijk brein - op dit vlak zijn Lessing en Vidal waarschijnlijk bien
etonnés de se trouver ensemble. Vidal is veel harder en onaangenamer dan Lessing en wordt beheerst door woeste minachting voor de door macht en wellust bezeten ontmande mannen en ontvrouwde vrouwen, die in steeds wisselende gedaanten zijn science-fictionwereld bewonen. Geweld, seks, het ultraburgerlijke materialisme, de boerenslimheid in de politiek, het verraad van de media en de kunsten, alles wordt op niet mis te verstane wijze geattaqueerd vanuit een optiek die niet anders dan aristocratisch en elitair is te noemen - met filosofie of ethiek heeft het boek weinig te maken.
Er is vast een grote groep lezers die Duluth met gretigheid en hilariteit zal lezen, maar ik vind er niets aan, hetgeen gezien de opzet misschien ook wel de bedoeling is. Maar ik ben niet ‘into masochism’ en viel bij het lezen consequent in slaap - die paar honderd bladzijden hebben me uren en uren gekost.
■