Het leven een kerstboom
Incest
Lodewijk Brunt
Steeds als er de afgelopen jaren vanuit de vrouwenbeweging een onderwerp op het gebied van huwelijk, gezin, gezondheid of seksualiteit werd aangesproken, was het alsof er weer een nieuwe beerput werd opengetrokken. Achter de schone schijn van de bestaande zeden en gewoonten haalden feministen het ware gezicht van de ‘mannenmaatschappij’ naar voren. Daar was weinig plezier aan te beleven, integendeel, het was een verkrampt gelaat, getekend door geweld, agressie, onderdrukking en haat. Met vrouwen en kinderen als lelieblanke, onschuldige slachtoffers. Het laatste onderwerp van deze rusteloze muckraking betreft incest. In tal van landen verschijnt daarover het ene boek na het andere en de discussie over hoe dit fenomeen gezien dient te worden laait hoog op.
Wat is incest eigenlijk? In de antropologie, een vak waar veel over dat onderwerp is nagedacht, heeft het begrip een betrekkelijk duidelijke betekenis. Het gaat daarbij om huwelijken. Er bestaan op de wereld tal van samenlevingen met regels die aangeven met wie je bij voorkeur moet trouwen. Het ideaal in de Arabische wereld is bij voorbeeld dat een man huwt met de dochter van de broer van zijn vader. Een ander bekend ‘voorkeurshuwelijk’, dat elders nogal eens voorkomt, is van een man met de dochter van de broer van zijn moeder. Maar er bestaan ook maatschappijen waar in de eerste plaats gestipuleerd wordt met wie je niet mag trouwen.
In Nederland is dat bij de wet geregeld. Artikel 41 van het Burgerlijk Wetboek luidt:
1. Een huwelijk mag niet worden gesloten tussen hen die elkander, hetzij van nature hetzij door adoptie, hetzij wettig hetzij onwettig, bestaan in de opgaande en in de nedergaande lijn of als broeder en zuster;
2. Evenmin mag een huwelijk worden gesloten tussen aanverwanten in de opgaande en in de nederdalende lijn.
Deze bepalingen kunnen per land verschillen, maar dat heeft geen invloed op het principe van incest: het sluiten van een huwelijk met een ‘verboden partner’.
De recente discussie over ‘bloedschande’ heeft met trouwen niets te maken, maar des te meer met seks, of wat daarvoor door moet gaan. Zo heeft een parlementaire commissie in Zweden onlangs voorstellen gedaan ter verzachting van de incestwetgeving die erop neerkomen, dat seksueel verkeer tussen broers en zusters niet meer bestraft zou moeten worden. De overweging die hieraan ten grondslag zou hebben gelegen was volgens de Volkskrant dat ‘iedere volwassene zelf moet bepalen met wie hij of zij naar bed gaat’. Hoewel de Zweedse vrouwenbeweging tegen deze versoepeling gekant is, gaat het in feministische geschriften over incest in de eerste plaats over een ander verschijnsel: seksuele betrekkingen tussen (jonge) meisjes en oudere mannen, in het bijzonder tussen dochters en vaders.
‘Toen ik zeven of acht jaar was begon de ellende,’ aldus een van de anonieme opstellers van een zojuist in Nederland gepubliceerd boekje over het onderwerp: De straf op zwijgen is levenslang (uitgeverij Sara, f 16, -). ‘Op een avond zaten we allemaal bij de t.v. en ik moest op een gegeven ogenblik naar de w.c., maar toen ik de gang terug in liep stond daar ineens mijn vader. Hij greep me beet, drukte me op de grond en ging boven op me liggen, hij begon me te kussen en ging met zijn hand onder m'n rok en streelde me, weliswaar boven op mijn slipje. (...) De dagen daarop begon m'n vader me vaker op mijn vagina te strelen en op mijn mond te kussen maar ik vond het allesbehalve leuk. Toen hij dat merkte, zei hij “Je zussen vinden het ook leuk, dat ga jij ook nog wel vinden”.’ Het is eerder opgemerkt: met hetzelfde gemak als waarmee de negentiende-eeuwse huisvader zich vergreep aan de inwonende dienstmeid, schijnt de pater familias van vandaag zich aan zijn dochters te vergrijpen.
Mede op basis van het soort egodocumenten als het zojuist genoemde, begint langzamerhand iets door te dringen over de omvang en ernst van het verschijnsel. Volgens schattingen zouden zo'n 160.000 Nederlandse vrouwen in de leeftijdscategorie van twintig tot vijfenvijftig jaar in hun jeugd dergelijke ervaringen hebben gehad. In de Verenigde Staten zou zelfs een kwart van alle meisjes dat de leeftijd van achttien bereikt slachtoffer zijn geweest van seksuele molestatie. Deze laatste informatie haal ik uit een artikel van Wini Breines en Linda Gordon in het nieuwste nummer van het tijdschrift Signs (Vol. 8, No. 3, voorjaar 1983). Aan de hand van een overzicht van recente Engelstalige literatuur over het onderwerp komen ze daarin tot een feministisch politiek standpunt over incest. Met grote felheid zetten ze zich af tegen de freudiaanse denkbeelden die in de niet-feministische literatuur nog steeds overheersend zijn.
Vooral de ‘coalitiegedachte’ moet het daarbij ontgelden. Volgens die redenering zou incest het resultaat zijn van een onuitgesproken belangengemeenschap tussen moeder en dochter. Omdat de moeder bij voorbeeld frigide is, zou ze maar al te graag bereid zijn om een oogje dicht te doen als haar seksuele verplichtingen door haar dochter worden opgeknapt. De dochter op haar beurt zou niets liever willen dan de positie als minnares van haar moeder over te nemen. In dit krachtenveld is de vader niet veel meer dan een sukkel, die vanwege de zwakte van zijn karakter niet in staat is zich te verzetten. Een variant op deze psychoanalytische verklaring kwam ik een paar weken geleden tegen in de Volkskrant (7 mei 1983) waar de Leidse seksuoloog Jos Frenken een verhandeling over incest ten beste gaf.
‘Incest is een metafoor voor spreken,’ stelt Frenken vast, ‘een wijze van naar elkaar uitdrukken hoe de stand van zaken is met betrekking tot de machtsverdeling, de onvervuldheid, de eenzaamheid, de vervreemding, de onmacht te veranderen en de seksualiteit.’ Dit wordt als volgt nader toegelicht. Zodra een huwelijksrelatie zwaar onder druk staat, gaan de beide echtelieden op zoek naar een manier om de ‘dreigende ondergang van het gezin tegen te gaan’. ‘Als echtscheiding of een buitenechtelijk verhouding geen alternatief is voor deze zeer traditionele, gesloten gezinnen en ook de gang naar de hulpverlening veel te bedreigend is, dan moet het gezin al die spanningen opnemen. Er is geen weg naar buiten. (...) De vader doet dan de meest destructieve “keuze” die hem “overblijft”: zich seksueel tot zijn dochter wenden. Zijn dochter wordt dan in een rol geplaatst die de huwelijksrelatie heeft opengelaten.’ Enzovoort. Ik kan me goed voorstellen, dat feministen dat soort broeierige, wollige dekens graag vér van hun bed willen zien.
Maar ik begrijp minder goed waarom ze het hele freudiaanse bouwwerk precies op zijn kop willen zetten. Het lijkt me terecht dat Breines en Gordon meer nadruk willen leggen op de vader als agressor en dwingeland, maar niet dat ze daarmee de moeder geheel en al schoonwassen en voorstellen als een heilige madonna die hoog verheven is boven het seksuele gewoel in de onderwereld van haar gezin. Dat er veel meer gegevens bekend zijn over seksuele betrekkingen tussen vaders en dochters wil bij voorbeeld nog niet zeggen dat incestueuze neigingen tussen moeders en zonen te verwaarlozen zijn, ook al kan de vorm daarvan aanzienlijk verschillen. Zolang een groot deel van wat zich in de kinderkamers afspeelt nog tot de best bewaarde vrouwengeheimen behoort, kunnen we ons oordeel beter even uitstellen.