Graham Greene vertelt zich zelf
Gesprekken over de jeugd, het schrijven en het reizen
The Other Man Conversations with Graham Greene door Marie-Françoise Allain Uitgever: Bodley Head 187 p., f33,80 Importeur: Keesing
R. Ferdinandusse
Graham Greene, zo heb ik ooit ergens gelezen, is altijd de Greta Garbo van de Engelse letteren geweest. Hij hield zich ver van het literaire leven, woonde, reisde en schreef in eenzaamheid en ontliep journalisten die iets over zijn leven of opvattingen te weten wilden komen. Dat beeld bestaat nog steeds, en de oude meester zegt ook nog steeds dat hij interviews haat en alleen wil zijn.
Maar bij Greene gebeurt alles op twee manieren. Want de laatste tien, vijftien jaar heeft hij toch zo veel interviews gegeven - bij elk nieuw boek reisde hij naar Engeland om iedereen die dat wilde te woord te staan - dat er een massa dingen over de schrijver bekend zijn. Dat hij schrijft om de verveling te verdrijven. Dat hij in zijn jeugd een paar maanden Russische roulette speelde. Dat hij voor elke maaltijd een droge martini drinkt. Dat laatste hoort bij zijn manier van schrijven: wie dag in dag uit bezig is met het op papier zetten van weerbarstig materiaal kan niet zonder een netwerk van kleine gewoonten, en tot die gewoonten hoort die droge martini. Hoewel... in de zomer varieert hij wel, dan neemt hij ook wel eens gin-tonic of een whisky. En in Panama was het rumpunch.
Die aanvulling ontleen ik aan een boekje dat over Graham Greene verscheen. The Other Man, Conversations with Graham Greene, door Marie-Françoise Allain. Van conversations is nauwelijks sprake, het is een interview van 186 pagina's, en omdat Marie de ruimte heeft vraagt ze door en weten we dat Greene, die vijf jaar lang een paar weken op bezoek ging bij de Panamese president, daar voor de maaltijd rumpunch dronk
Mar het mooie aan het boekje is dat Marie-Françoise Allain ook bij alle andere vragen doorvroeg en Greene blijkbaar in de stemming was om alles wat hij over de schrijvende Greene, dus die andere man die hij zo goed kent, kwijt wilde nog eens op een rijtje te zetten. Als de vragen genummerd waren, zou het de Greene-catechismus geworden zijn. Mevrouw Allain studeerde politicologie en is journaliste, maar de eer dat ze zo'n lange serie interviews mocht afnemen, dankt ze aan haar vader, Yves Allain, leider van het Franse verzet (hij hielp meer dan 250 Engelse vliegers vanuit bezet Frankrijk over de Spaanse grens). Allain was een persoonlijke vriend van Graham Greene. Hij werd in 1966 in Marokko vermoord en naar het zich liet aanzien had de Franse regering daarbij niet geheel schone handen. Toen de moord gebeurde schreef Greene er een brief over aan The Times, die eerst weigerde de brief te plaatsen. De brief staat opnieuw in het boekje afgedrukt; het is dat soort briefjes waar Greene het patent op heeft: zo waardig dat het tegelijkertijd een manifest is.
De interviewster volgt Graham Greenes leven vanaf zijn schooltijd, de maanden dat hij in zijn jeugd bij zijn psychoanalyticus in huis moest, de periode van analyse, de Russische roulette. En ze keren almaar terug naar de verveling (zelfs de Russische roulette verveelde na enige tijd), die de enige reden is dat hij schrijft. Het zijn bekende gegevens, Greene vult hier en daar wat aan. Er is natuurlijk wel eens wat twijfel geweest of dat van die Russische roulette (met een revolver waarin slechts één kogel zit op de eigen slaap mikken en afdrukken) helemaal wáár is, maar ook mevrouw Allain kan daaraan niks veranderen.
Meer resultaat bereikt ze als ze Greene vraagt naar zijn politieke opvattingen. Malakka, de Mau-Mau, Dien-bien Phoe, Cuba, Afrika, Haïti, Panama. Steeds als er een revolutie losbrak was Greene er. Hij zegt niet ronduit hoe hij wist dat er iets zou gebeuren (soms ging hij voor een krant, soms regelde hij het zo dat een krant hem vroeg), maar hij ontkent ook niet dat hij op de hoogte werd gehouden. Hij bracht de guerrillero's van Castro in zijn eigen koffers winterkleren, hij ging naar Ho-chi Minh om een boodschap over te brengen (‘Ik heb niet de vrijheid om te zeggen hoe het in elkaar zat. Alles wat ik kan vertellen, is dat ik hem een brief moest brengen’) en hij bemiddelde in de aankoop van kogels voor de sandinisten. Aan de sandinisten hangt hij ook zijn stellingname wat betreft gebruik van geweld op. Dat ze het paleis bezetten is gewapend verzet, als ze een Amerikaans vliegtuig zouden gijzelen om druk op Washington uit te oefenen, is dat terrorisme. Daarom wijst hij ook de Ira af, omdat ze terreur plegen tegen eenvoudige katholieken. Maar Greene gaat verder en probeert uit te leggen dat je in deze zaken ook voorkeur en afkeer hebt: hij vindt de inval van de Russen in Tsjechoslowakije veel erger dan die in Afghanistan. Het is een onderwerp waarbij je iemand op tegenstrijdigheden kunt betrappen en Marie-Françoise Allain doet haar best. Maar Greene is in die dingen tamelijk eerlijk en neemt de tijd om het uit te leggen. Hij is politiek geïnteresseerd en aan de andere kant trok het gevaar hem aan om te kunnen ontsnappen aan de verveling van het dagelijkse leven. Cuba trok hem aan omdat Castro hem aantrok. En hij was zeer trots toen hij met een Panamees paspoort naar Washington mee mocht om het Kanaalverdrag te zien ondertekenen, omdat de Amerikanen hem niet lusten, en hij de Amerikanen niet. Ook een reden waarom hij, als hij moest kiezen, liever zijn dagen zou eindigen in Rusland dan in Amerika. In het eerste
land ben je als schrijver nog wat, stoppen ze je in een kamp, in Amerika ben je als schrijver niks.