Auto's
In Zany Afternoons van McCall staan prachtige satirische aanvallen op allerlei vormen van megalomanie: van het nog jonge Afrikaanse staatje Rwanda, dat een eigen luchtvaartmaatschappij heeft bestaande uit één Boeing die aan de grond staat omdat niemand ermee kan vliegen, tot het nieuwe spel van de jet set: een soort middeleeuws steekspel in helikopters. McCall heeft een passie voor auto's uit de jaren vijftig, maar ook een scherp inzicht in de emoties die ze wilden oproepen. Exemplarisch hiervoor is de achterbank van zulke monstrueuze auto's, die McCall verschillende malen tekent. Dergelijke auto's tekent hij in volle vaart, ondersteund door ronkende advertentieteksten als ‘The new cars that say, “Get out of my way!”’. Die achterbank wordt afzonderlijk in een inzet getekend, dan komt de ware emotie beter uit: hoe groter hoe beter. De achterbank is bij McCall het ding dat het beste uitdrukt wat de mensen in hun auto zien: hij is zacht, glooiend, gevuld, discreet glimmend en riant. Een symbool voor het nietsontziende ‘pakken wat je pakken kunt’. Op een van deze gigantische achterbanken heeft hij ook een gelukkige bezitter neergezet, die erbij zit als een dwerg, geflankeerd door een gigantische Dagobert Duckzak vol geld. Er is een reeks tekeningen die gaan over wat men zou kunnen noemen ‘recreatieve megalomanie’. We zien dan een gigantisch grasveld waarop tanks polo spelen, met als onderschrift ‘God, How our gardener hated that game!’ of officieren uit een fantasieleger die niet bezig zijn met het schieten op fazanten of duiven, maar op zeppelins, waarbij onder meer staat dat het de Duitsers zijn die het spel proberen te bederven omdat ze artillerie inzetten. Tot dezelfde reeks behoort ook ‘Indoor Golf’, een tekening waarbij dit spel gespeeld wordt in een kathedraal met reusachtige gotische ramen
en een galerij waarop een restaurant is gevestigd zodat de toeschouwers tegelijk kunnen eten. Alle tekeningen in deze categorie houden zich tevens bezig met de buitensporige verwachtingen die de techniek vóór de Tweede Wereldoorlog wekte, zoals die over ‘Wing Dining’, dames en heren aan keurig gedekte tafels op de vleugels van een vliegtuig. Op ‘New York, Once Upon a Time’ zien we een metrostation als een lounge van een hotel, compleet met gerant in wit jasje en een bank waar je, als je er eenmaal op bent gaan zitten, niet meer af komt.
Toppunt van amusante grootheidswaan is McCalls verbeelding van interieur en exterieur van het motorschip de Tyrannic, naar analogie van de onfortuinlijke Titanic. Dit schip van McCall is zo groot dat New York er Madurodam bij is. Alles is reusachtig: de Gentlemen's Smoking Lounge, de trap naar het A-Deck, de hutten, de eetzaal, de schroeven. De passagiers vallen in het niet en zitten er verloren bij; de wandelaars op het dek voor de eerste klasse bevinden zich op een gigantische geëgaliseerde woestijn en de bordjes wijzen uit dat men als passagier tweede klasse niet moet proberen over het touw te klimmen. Het is een boot ‘to make Neptune blush!’
McCall heeft iets met zeppelins. Er staat een prospectus in Zany Afternoons voor een vakantiereis met een zeppelin waarin alles wordt aangeprezen terwijl de afbeeldingen tonen dat men door de dood zelf wordt bediend, bestuurd, beziggehouden, zodat men niet kan zeggen niet geweten te hebben dat men uiteindelijk een zware sigaar zal roken. Het oproepen van vanzelfsprekende tegenstellingen in megalomane toonaard is McCalls sterkste kant: hij maakt een tekening van een schitterende, gele auto, de Mogul V-24, die stopt bij een arbeidsbureau waar een bordje hangt met de mededeling ‘No Jobs’; de tekst geeft een recept tegen de depressie: ‘Well just depress the gas pedal’ van de automobiel en de betere tijden zijn weer aangebroken.
Maar McCall kan ook op kleinere schaal denken. Hij maakte een aflevering van het hobbytijdschrift Popular Workbench (‘Written So Even You Can Understand It’) met vele vernuftige uitvindingen, adviezen en nieuwtjes. Zoals de schijnwerper, aangebracht op de schoen, de schrijfmachine aangedreven door een dieselmotor die vier miljoen woorden doet op amper vijf liter brandstof, de zigzag kogel om de vijand in de war te brengen en het nieuwtje dat een Japanse officier een perfecte replica heeft gemaakt van Pearl Harbor. Ook de advertenties in dit tijdschrift maakte McCall zelf, zoals die voor de longarts die speciale sigaretten moet kopen om tijdens operaties aan doorgerookte longen rustig te blijven.
In het unieke postzegelalbum treffen we zegels aan die de verzamelaar nerveus zullen maken: speciale uitgaven ter gelegenheid van het feit dat de eerste verwarmde scheerzeep op de markt kwam, de eerste niet-statische nylonsok, het eerste hondevoer met een kaassmaak. Een heel zeldzame zegel is ook die ter gelegenheid van het feit dat de trein Rome-Reggio-Calabria gedurende 365 dagen zonder ongelukken heeft gereden, en niet te vergeten de zegel uit Bolivia die niet helemaal af was voor er alweer een nieuwe revolutionaire junta aan de macht kwam. Een postzegel uit China, 1972, herinnert aan het heuglijke feit dat voorzitter Mao, zwemmend in de rivier de Yantze vanuit het water opbelde naar de waterpolitie dat er een man was verdronken.
De tekeningen van Bruce McCall beschrijven leidt niet tot beklijven, men moet zien hoe iemand in zijn zelfgebouwde (‘without tools or glue!’) vliegtuig zijn raam uit raast, hoe het House of Lords bezoek krijgt van een Duitse bommenwerper, hoe een verkoper van kranten een krant uitvent met de tekst ‘Temper, temper, Mr. Hitler’ terwijl op de achtergrond de bommenwerpers hun karwei op London doen.
In de reeks advertenties ten behoeve van de opleving in de Amerikaanse autoindustrie staat ook een reclame voor de concurrentie: de Franse firma Vume adverteert met een auto die zo exclusief is dat er geen enkele van zal worden gebouwd. McCalls ontwerp, ten slotte, voor The Museum of the Hat/Musée de Chapeau is nooit uitgevoerd, maar wordt bij dezen bekroond.
■