Gelukkig is De knoppen breken een verhaal van een zo robuuste kracht dat dergelijke muizenissen snel op de achtergrond raken. Een groep tuchtschooljongens wordt tegen het einde van de oorlog uit Tokio geëvacueerd naar een bergdorp. Het vijandige wantrouwen van de dorpsbewoners tegen deze criminele stadsjongens omsluit hen minstens even doeltreffend als de muren van een gevangenis. Hun isolement wordt volledig als de dorpelingen op de vlucht slaan voor een besmettelijke ziekte en de jongens alleen achterlaten; de enige uitweg wordt gebarricadeerd. Ondanks de interne dreiging van de ziekte en de uitwendige van de genadeloze buitenwereld houdt de troep zich staande, samen met een deserteur die zich bij het dorp had schuilgehouden en twee kinderen van aan de ziekte overleden ouders. Op hun onbehouwen manier bouwen ze een kleine gemeenschap op, die weliswaar vol spanningen zit maar waarin de saamhorigheid overweegt. Als na verloop van tijd de dorpelingen terugkeren in de verwachting dat de ziekte grote schoonmaak onder de jongens heeft gehouden, wordt de deserteur, die alles heeft gedaan om de epidemie te smoren, afgemaakt met bamboesperen; de rest wordt weer in het gareel geschopt, met uitzondering van de ik-figuur die aan het einde van het boek aan een vrijwel uitzichtloze vlucht begint.
Ook bij dit boek dringen zich reminiscenties op aan boeken uit andere literaturen. In Camus' La Peste worden epidemie en isolering gebruikt op een enigszins vergelijkbare manier. Vier jaar voor De knoppen breken was er ook in Engeland een opzienbarend debuut verschenen, Lord of the Flies van William Golding, waarin eveneens de reacties van een groep schooljongens op een volledig isolement worden beschreven. Oë heeft deze boeken zeker gekend, maar zijn uitwerking van het thema is heel anders, en heel overtuigend.
Het Japanse bergdorp is beschreven met de kracht van een nostalgie die eerder de plaats dan de mensen lijkt te betreffen; het boek heeft daardoor stevige wortels in een gedetailleerde werkelijkheid. Maar de handeling is zo elementair, de emoties zijn zo universeel dat er nauwelijks ruimte lijkt voor culturele misverstanden: het gaat over de onverschillige wreedheid van de wereld en de wanhopige noodzaak daar iets tegenover te stellen, ook al is dat tot mislukking gedoemd. Dat wordt getoond in het klein, in scènes die soms des te gruwelijker zijn doordat Oë betrekkelijk karig is in zijn beschrijving van gruwelijkheden en doordat hij het donkere van dit sombere verhaal verdiept door contrasterende lichtplekken.
De knoppen breken is van de tot dusver verschenen vertalingen waarschijnlijk het best geschikt als eerste kennismaking. Het is jammer dat het nawoord van juist deze vertaling zich vrijwel beperkt tot een korte samenvatting van het boek. Een introductie van de schrijver en zijn overige werk zou meer op zijn plaats zijn geweest. Zulke introducties zijn wel te vinden in de andere vertalingen. In De dag dat de keizer hoffelijk mijn tranen droogt staat bovendien een verhelderend interview met de schrijver door Noriko de Vroomen-Kondo, vertaalster en onvermoeibaar pleitbezorgster van Oë in Nederland.
Tekening van Sjoerd Bakker op het omslag van ‘Het eigen lot’
Ook Het eigen lot, dat ik in de onlangs verschenen herdruk las, is een markante roman die zonder meer toegankelijk lijkt voor een Nederlands publiek, maar over dat laatste groeit bij herlezing de onzekerheid. Het boek begint met een jonge aanstaande vader die wegdroomt boven de kaart van Afrika: daar wil hij ooit heen, maar de kans is gering. Hij ziet in het profiel van Afrika ook iemand met een uitzonderlijk groot achterhoofd; dat blijkt profetisch. Het zoontje dat kort daarop geboren wordt, heeft een hersenbreuk. Als het al blijft leven, dan toch als weinig meer dan een plant, zo wordt hem te verstaan gegeven. Het betekent dat hij door de zorg voor dat kind levenslang vast zal zitten aan een onbevredigend bestaan in een huwelijk dat de last van de ramp nauwelijks zal kunnen dragen en in een baantje dat hij als gesjeesd student aan de protectie van zijn schoonvader dankt. Afrika kan hij vergeten.
Hij besluit, aangespoord door zijn schoonmoeder, het lot een handje te helpen: een arts in het ziekenhuis blijkt bereid het kind minder voedsel toe te dienen dan goed voor hem is. Is het niet voor iedereen het beste als hij sterft? Vijf dagen en nachten brengt hij vervolgens door in dronkenschap en toenemende agitatie, in afwachting van het verlossende telefoontje uit het ziekenhuis. Daarbij wordt hij liefderijk opgevangen door een vriendin uit zijn studietijd, die zich geleidelijk ontpopt als ideale minnares en lotgenote. Zij gaat zelfs zijn Afrikaanse droom delen en beschikt over een schoonvader (haar man heeft zelfmoord gepleegd) die bereid is het geld te leveren voor een reis van het paar naar het verre continent. Maar het loopt anders. Als het telefoontje uit het ziekenhuis eindelijk komt, blijkt het kind springlevend te zijn. De dokters hebben voor zijn leven gevochten en willen nu graag een operatie uitvoeren, al weten ze niet wat het resultaat zal zijn. Dat het kind imbeciel zal blijven, is waarschijnlijk. De vader rukt voor de laatste keer aan zijn boeien: hij weigert de operatie en neemt het kind mee naar een louche aborteur van wie zijn wereldwijze vriendin het adres weet. Op het laatste moment komt hij tot inkeer en brengt het kind terug naar het ziekenhuis voor de reddende operatie. Hij wil niet meer weglopen voor zich zelf en schikt zich in zijn eigen lot. De vriendin vertrekt met een ander vriendje naar Afrika.
De knoppen breken is in de eerste plaats de beschrijving van een existentiële situatie, al loopt ook dat boek uit op een fundamentele morele keuze van de jonge hoofdpersoon. Hij volgt het smalle pad van het zich zelf kiezen, in tegenstelling tot de brede weg van het gewoon je zelf willen zijn. De jonge vader in Het eigen lot doet dat uiteindelijk ook. Het laatste boek draait echter helemaal om dit morele dilemma. En omdat niet de hoofdlijnen maar wel de kleurgevende nuances van de moraal sterk tijd- en plaatsgèbonden zijn, schept dat de mogelijkheid van culturele misverstanden. Een Japanse lezer die een Nederlandse roman zou lezen rond de thema's abortus en euthanasie zonder de controversen in onze samenleving over die zaken op zijn duimpje te kennen, zou de grote lijn wel kunnen volgen maar veel van de kenmerkende bijzonderheden missen omdat hij niet kan nagaan in hoeverre de personages zich in hun handelen en denken afzetten tegen of aansluiten bij bepaalde maatschappelijke opvattingen. Omgekeerd moet dat ook wel zo zijn. Ook in Japan schrijft de geldende moraal ongetwijfeld voor dat zo'n kind in leven gehouden moet worden, maar hoe uitzonderlijk het gedrag van de hoofdpersoon er zal zijn ondervonden, en door wie, dat weet ik niet precies. Ook weet ik niet hoe onconventioneel en misschien aanstootgevend de met grote gevoeligheid weergegeven liefdesgeschiedenis eigenlijk bedoeld is. In een Nederlandse roman zou die relatie waarschijnlijk problematischer zijn uitgevallen; ook zou de held meer energie hebben gestoken in het wegredeneren van zijn scrupules en het wegmoffelen van zijn gevoelens. Het valt op dat de Japanse held geen moment in het laatste lijkt te slagen: de keus ligt voor hem dan ook uiteindelijk tussen acceptatie van het kind of krankzinnigheid en zelfmoord, zoals in het verhaal Agoei het luchtmonster, dat ik alleen in het Engels ken en dat een in dezelfde tijd geschreven
alternatieve versie van het grondverhaal bevat.
Het is heel goed mogelijk het boek te lezen zonder zich druk te maken om dit soort vragen en gewoon zelf uit te maken of men het meer of minder polemisch en moralistisch wenst op te vatten. De roman is er sterk genoeg voor, en het is wel zo gemakkelijk. Waarom zou men zich zelf plagen met onzekerheden die alleen door grondige studie wellicht ten dele zouden kunnen worden weggenomen?
Uit nieuwsgierigheid, denk ik. Mij blijft het tenminste dwars zitten dat ik in een literatuur als de Japanse nooit werkelijk thuis zal raken en dat ik van een auteur als Oë niet net zo veel kan lezen als ik zelf wil. Bij alle gepaste tevredenheidsbetuigingen over het gebodene knaagt zachtjes het besef dat ik fascinerende schimmen zie achter doorschijnend papier; de deur krijg ik niet open.
■