Tering Stein
32
De grote bloedplas waarin Termorshuizen met zijn devote knieën lag was uit de navel van Suleika afkomstig. Verschrikt had hij omgekeken. Daar stond ze achter hem, met haar armen over haar borst gekruist, en hoog daarboven torende haar hoofd. Haar ogen staarden groot en blind in het niets, als de sfinx over de zandwoestijn. Af en toe - bloep, bloep - perste zich uit haar buik wat bloed. Ze moest meteen met Termorshuizen meegelopen zijn. Waarschijnlijk had ze Abdul willen volgen. Maar waarom stond ze dan nu zo plotseling stil? Het leek of ze in haar zandwoestijn was bevroren, of ze middenin de hitte was verkild. Stokstijf stond ze daar, en alleen het borrelende bloed getuigde nog van inwendig vuur.
Termorshuizen kwam overeind en trad opzij. Hij wist nu dat er allerlei zonderlinge dingen aan de hand waren, maar tegelijkertijd dat hij zich nergens over moest verbazen. Dat hij zich daarnet, toen de liftruimte zich rondom Abdul vol bovenaards licht had gezogen, voorover had laten vallen, dat had hij alleen maar vanzelfsprekend gevonden. Het was immers altijd zijn devies geweest dat je de dingen moest nemen zoals ze kwamen. Daar was je tenslotte een flexibele zakenman voor. Nu eens was de tijd er rijp voor om te stelen, dan weer om houd de dief te roepen. Het hing er gewoon van af met wie je te niaken had, met een rijke weduwe of met een rechercheur. En in dit geval hadden ze hem in enkele minuten tijd geconfronteerd met een bewegend lijk en een complete opstanding, hemelvaart incluis, de laatste nota bene nog eens verlicht door Gods eigen schijnwerpers ook. Dan liet je je toch eerbiedig zakken? Daar had Termorshuizen geen moeite mee. Logisch dat er op zo'n moment een hallelujahachtige tinteling in je knieën kwam.
Ook nu, terwijl hij van een afstand naar de met tussenpozen vanuit haar buik bloed ophikkende Suleika stond te kijken, zag je aan Termorshuizen dat hij niet langer van plan was zich erover te verwonderen dat hij in een periode van wonderen leefde, en dat maakte hem des te wonderlijker. Hij voelde zich al in zijn element, nog voordat hij wist wat zijn element was.
Suleika was duidelijk niet in haar element. Ze leefde dan wel weer, maar was ook nog dood. Op de een of andere manier had ze de kracht weten op te brengen - was het uit liefde voor Abdul? Wilde ze, over haar nog onbereikte graf heen, niet in de steek gelaten worden? - om de plek te bereiken waar ze nu stond, maar daarmee was ze blijkbaar uitgeput geweest. Ze had nog voldoende energie over om wat bloed naar buiten te werpen, maar voor de hele machinerie was het te weinig.
Termorshuizen was juist tot de conclusie gekomen dat hij haar aanstonds weer binnen de kring van zijn erotische belevingssfeer zou mogen begroeten, toen hij haar zag bewegen. Heel langzaam weliswaar, maar ze bewoog. Met hortende gebaren en schrille uitschieters - net zo'n mechanische pop als Abdul, maar dan veel minder strak opgewonden - begaf ze zich naar de nog steeds openstaande lift.
Tussenbeide komen was hier niet mogelijk. Deze opeenvolging van louter verkeerde bewegingen, deze tragische gooi naar wat leven maakten dat Termorshuizen toch weer even als aan de grond genageld stond. Blindelings stapte Suleika in de liftschacht. De lift zelf was met Abdul naar achthoog vertrokken. Ze tolde de koker in en Termorshuizen hoorde hoe ze te pletter sloeg.
Hoe was ze voor de tweede maal weer zo in beweging gekomen? Om over de eerste maal maar te zwijgen? Raadsels, raadsels. Was Pamela weer aan het hypnotiseren geslagen?
(wordt vervolgd)