Beulen en lustmoordenaars
De belangrijkste verbetering van ‘Met de neus’ is het aanbrengen van een register. Zo vallen de vele schrijversanekdotes gemakkelijk terug te vinden, evenals de onthullingen over lustmoordenaar Landru, die ‘de burgerdeugd der zuinigheid’ bezat. ‘Als hij er weer een ging vermoorden in zijn huisje te Gambais, even buiten Parijs, kocht hij voor zichzelf een retourtje, maar voor haar een enkele reis.’
Het is overigens opvallend hoe gretig Carmiggelt beulen en lustmoordenaars ten tonele voert. Heel mooi gebeurt dat in het verhaal ‘Observeren is moeilijk’, waarin Carmiggelt geteisterd wordt door een hengelaar die hem een zak vol giftige vis uit de Keizersgracht komt aanpraten (‘Ik zet er geen mond aan, dus ik dacht, ik breng ze maar bij u.’). De visser blijkt ook nog mensenkenner en herkent in elk schilderij familieleden van de schrijver, zelfs in het portret van Albert Pierrepont, de beul van Engeland: ‘Wéér die familietrek. U is alleen langer van gestalte.’
Het mooiste nieuwe verhaal heet ‘Lezers in het voorjaar’. Het begin ervan bevat zoveel klassieke Carmiggelt-ingrediënten dat je even denkt met een parodie van doen te hebben:
‘Het was zaterdagmorgen zó zonnig dat de gedachte aan de dood, die elke voorbijganger wacht opeens absurder leek dan als het regent.
In de binnenstad liep ik een koffiebar binnen, waar de kranten aan houten stokken zijn bevestigd zodat je, bij wijze van spreken, iemand met het Algemeen Dagblad de hersens in zou kunnen slaan - een bij mijn weten nog nooit gepleegd misdrijf.
Ik ging voor het raam zitten.
Een aantrekkelijk meisje, met de vluchtige oogopslag van een part-time-werkster die hier aan het eind van de week niet meer zijn zou, kwam vragen wat ik begeerde.
‘Koffie,’ antwoordde ik.
‘Wât zegt u?’ vroeg ze verbijsterd, of ik haar om een half ons radium had verzocht.
Ik herhaalde mijn bestelling en even later zette ze het kopje met een voetbad tot de enkels voor me neer.
‘Dank u wel,’ zei ik.
‘Wat zegt u? vroeg ze, weer zo ontsteld. Ik gaf een reprise.’