Slavenopstand
Brinks boeken gaan juist over die menselijke verstrengeling van blank, zwart en gekleurd. In zijn, mijns inziens, beste boek, Looking on darkness (Kennis van die aand) krijgt dat vorm in de verhouding tussen de gekleurde toneelspeler Joseph Malan en zijn blanke vriendin Jessica, met op de achtergrond de blanke jongen met wie hij is opgegroeid en die, inmiddels een groot zakenman, zijn revolutionaire toneel financiert. In A dry, white season ('n Droë wit seisoen) is het de blanke onderwijzer Ben du Toit die, vanuit een volstrekt apolitieke achtergrond, verstrikt raakt bij de opheldering van de moord op zijn oude, zwarte knecht die door de Veiligheidspolitie van John Vorster-square vermoord is. En in A chain of voices (Houd-den-bek) draait alles om de verhoudingen tussen Nicolaas, Hester en Galant, die als kinderen samen opgroeien, maar later als respectievelijk blanke Kleinbaas, blanke Nooi (boerenvrouw) en zwarte Mantoor (opzichter) tegenover elkaar komen te staan. Een driehoeksverhouding waarin, zoals vaak in Brinks romans, zowel de verschillen in huidskleur met alles wat daarbij hoort, als de verschillen tussen de seksen, een snijdende spanning met zich meebrengt, die wel verkeerd moet eindigen.
Houd-den-bek is de naam van een boerderij op ongeveer honderd kilometer van Kaapstad, waar zich in 1825 een kleine slavenopstand afspeelt. De Engelsen zitten vanaf 1806 aan de Kaap en mengen zich tot grote ontsteltenis van de Afrikaner Boeren in de manier waarop deze hun slaven behandelen. Er is zelfs sprake van afschaffing van de slavernij. Dat gebeurt echter pas in 1833.
Door de geruchten die daarover de ronde gaan doen, raken de verwachtingen van sommige slaven, die zich minder makkelijk bij hun lot neerleggen, hoog gespannen. Als ze begin 1825 merken dat er niets van komt, vermoorden ze enkele blanken. Ze worden opgepakt, drie van hen worden opgehangen, de anderen tot publieke kastijding en dwangarbeid (sic) veroordeeld. A chain of voices begint met het requisitoir en eindigt met het vonnis van de betreffende rechtzaak. Daartussenin laat Brink de direct betrokkenen en getuigen - de slaven, de meesters en hun vrouwen - vanuit hun eigen gezichtspunt vertellen hoe de voorgeschiedenis is verlopen en wat er precies op die fatale dag gebeurd is. ‘Het enige dat nog in me over was,’ vertelt de oude Hottentotvrouw die nog het meest als buitenstaander het drama zich heeft zien ontvouwen, ‘was medelijden.’ Brinks literaire procédé - ieder zijn eigen verhaal laten vertellen - heeft onmiskenbaar voordelen: je draait als het ware om de hete brei heen. Maar het nadeel is dat de auteur wel met bovenaards inlevingsvermogen en goddelijk schrijftalent begiftigd moet zijn om zoveel personen natuurgetrouw uit de verf te laten komen. Ik ben een groot bewonderaar van Brink, die uiterst helder, meeslepend en met groot psychologisch inzicht schrijft, maar dit is wat té ambitieus. De stemmen lijken te veel op elkaar, ze bezitten vrijwel allemaal het postfreudiaanse menselijk inzicht van Brink en sommige karakters krijgen slechts clichématige trekken.
Die kritiek neemt niet weg - de goede Homerus deed ook weleens een slaapje - dat Brink een fascinerend boek heeft geschreven, waarin een gedetailleerd beeld wordt opgetrokken van de Kaapkolonie aan het begin van de negentiende eeuw, van het slavenbestaan in die tijden - dat, niet verbazingwekkend, sterk op het slavenbestaan in Amerika lijkt -, maar ook van de ploeterende pioniersarbeid van enkele Afrikaanse Boeren die ook niet beter wisten dan wat in de Heilige Schrift stond. Ieder had én kende zijn plaats, dat was een van God gegeven orde en geen mens had het recht daaraan te gaan sleutelen. De Engelsen niet, zeker de slaven niet. Je kunt nauwelijks volhouden dat die mensen, in de maatschappelijke omstandigheden van 1825, veel keus hadden. De tuin van Eden, waarin Galant, Nicolaas en Hester als kinderen konden spelen, ongehinderd door het feit dat ze zwart, blank, man of vrouw waren, veranderde in hun puberteit door omstandigheden buiten henzelf in een kooi waar ze ieder op hun eigen manier, opgesloten zaten. En dat de leeuw de dompteur uiteindelijk zou gaan opeten, stond al van het begin af aan in het script. Houd-den-bek is door Brink dan ook zo opgeschreven dat, ook als de uitkomst niet van tevoren bekend zou zijn, die tussen de regels door stapje voor stapje als een onvermijdelijk noodlot dichterbij komt.
De analogie met Zuid-Afrika anno 1983 ligt voor de hand. De individuele keuzemogelijkheden zijn veel groter dan honderdvijftig jaar geleden. Zelfs de acteur Malan in Brinks Looking on Darkness ontvlucht de kooi door naar Engeland te gaan, maar keert ook vrijwillig weer terug om aan de tralies te gaan rukken. Maar de dag X waarop het experiment definitief uit de klauw loopt, is even onvermijdelijk als de opstand in Houd-den-bek.
Brink heeft Houd-den-bek als motto onder andere een citaat van Friedrich Engels meegegeven: ‘Geschiedenis ontwikkelt zich zodanig dat het eindresultaat altijd ontspringt aan de wil van vele individuele personen. Wat elk individu wil, wordt gehinderd door wat anderen willen, en wat er uiteindelijk uitkomt is iets dat niemand gewild heeft.’
■