Jigsaw-puzzle
Het probleem van alle anti-neodarwinisten is, geloof ik, dat zij onvoldoende inzien dat de evolutietheorie de best mogelijke werkhypothese is die wij momenteel bezitten om onderzoek mee te doen. De bezwaarmakers nemen de theorie echter te serieus, maken er eerst een ‘waarheid’ van, die zij dan vervolgens hardnekkig gaan bestrijden. (In navolging overigens van veel biologen, die de evolutietheorie ook presenteren als een onomstotelijk bewezen waarheid.) Maar de theorie is, zoals R.J. Berry in zijn bewonderenswaardige boekje Neodarwinisme schreef, de plaat buiten op de doos van een jigsaw-puzzle, en met behulp van die plaat zijn we nog steeds bezig de stukjes die we hebben in elkaar te passen. Dat is een illustratieve metafoor. Die al te fraaie mimicry bij voorbeeld is zo'n stukje van de puzzel waarvan we nog geen flauw idee hebben waar het past, net zoals de gelijkenis van buidelwolf en gewone wolf. Maar een ander stukje van de puzzel - waarom veroorzaakt een bij z'n eigen dood als hij steekt? Is dat in overeenstemming met de theorie? Veroorzaakt dat niet dat steekgenen worden weggeselecteerd? - dit stukje wordt door Taylor op pagina 229 nog als een stukje beschouwd dat nergens past, maar het is inmiddels door Maynard Smith, Hamilton, Dawkins en anderen keurig op zijn plaats gelegd.
Charles Darwin, tekening van David Levine
Taylor houdt er een nogal eigenaardige wijze van redeneren op na. Op pagina 230 zegt hij: ‘But perhaps the most serious weakness of Darwinism is the failure of paleontologists to find convincing phylogenies or sequences of organisms demonstrating major evolutionary change.’ Goed, dat is, zonder dat diens naam hier genoemd wordt, het enige argument dat Grassé in zijn dikke boek naar voren brengt. Een paar pagina's verder zegt Taylor: ‘The greatest weakness of Darwinism is the fact that it cannot be disproved.’ Dat is dus Popper zonder dat diens naam genoemd wordt. Maar wat moeten we nu geloven? The most serious weakness? The greatest weakness? Allebei? Of telt het één toch zwaarder dan het ander?
Het is aardig er in dit verband eens op te wijzen dat Poppers theorie dat elke wetenschappelijke theorie falsifi(c)eerbaar moet zijn niet aan zijn eigen criterium voldoet. Komen wij namelijk met een theorie aandragen die niet falsifi(c)eerbaar is, dan zegt Popper: dat is geen wetenschappelijke theorie, dat is pseudo-wetenschappelijk. Aldus is in het falsifi(c)eerbaarheidscriterium een veiligheidsklep ingebouwd die maakt dat Poppers eigen theorie altijd klopt. He cannot be disproved. Het is dus geen wetenschappelijke theorie.
De kwestie is: dat falsificeerbaarheidscriterium is onvruchtbaar. De enige eis waaraan een goede wetenschappelijke theorie moet voldoen is dat zij goed onderzoek genereert. En als men dat criterium aanlegt, is de evolutietheorie waarschijnlijk de rijkste theorie die ooit werd bedacht. Geen enkele andere theorie heeft zo ongelofelijk veel prachtig onderzoek voortgebracht. Als wij dit criterium - een goede theorie hoeft niet waar te zijn, maar moet goed onderzoek voortbrengen - op Taylors ideeën toepassen, blijkt dat zijn ‘geloof’ goed onderzoek juist belemmert. Wie gelooft in ‘some inner necessity’, zet zich zelf als potentieel onderzoeker buitenspel. Wie onderzoek doet, moet tot z'n laatste snik blijven speuren naar een natuurlijke, mechanistische verklaring van de verschijnselen die hij waarneemt. Zodra je gaat geloven in één of andere geheime kracht, in iets onverklaarbaars, leg je het bijltje erbij neer. Iets onverklaarbaars, ‘some inner necessity’ is namelijk niet operationeel te maken, je kunt er geen vraagstelling voor onderzoek aan ontlenen.
In zijn prachtboekje over Neodarwinisme zegt Berry: ‘Zo goed als alle kritiek op de evolutietheorie die vandaag de dag geuit wordt is herhaling van oude kritiek. Als men goed op de hoogte is van oplossingen in vroegere debatten, kan men veel tijd besparen in de huidige situatie.’ Taylor brengt in zijn boek inderdaad herhaling van oude kritiek. Al zijn bezwaren worden door R.J. Berry weerlegd, hoewel Berry het boek van Taylor nog niet kon kennen toen hij zijn werkje schreef. Maar al wat we horen, hebben we al zo vaak gehoord; langzamerhand worden we er moe van om al die uitgekauwde bezwaren maar steeds weer te moeten pareren. Ik wou dat er eens iemand opstond met leuke, spectaculaire resultaten van goed onderzoek die zich niet laten rijmen met de evolutietheorie, in plaats van met opnieuw afgestofte filosofische, neutralistische, paleontologische en vitalistische argumenten.
■