Het verdwenen Montevideo
De jaren vijftig van het Zwitserland van Zuid-Amerika
Het uitstel door Mario Benedetti Vertaling en nawoord: Fleur Bourgonje Uitgever: Meulenhoff 179 p., f29,50
Maarten Steenmeijer
De ontwikkeling in het werk van Mario Benedetti (Uruguay, 1920) staat in nauw verband met de tragische veranderingen die de afgelopen decennia in zijn vaderland hebben plaatsgevonden. De ironische typeringen van de betrekkelijke welvaart, de sleur, het conservatisme en de kleinzieligheid van de kantoorklerken in Montevideo in zijn eerste verhalen en romans dateren uit de tijd dat Uruguay nog het Zwitserland van Zuid-Amerika genoemd kon worden.
Vooral dank zij president Battle y Ordóñez kende het land sinds 1920 een achturige werkdag, was echtscheiding op verzoek van de vrouw mogelijk, werd de doodstraf afgeschaft en bestonden er sociale voorzieningen die Europa pas jaren later zou invoeren. De welvaart was vooral gebaseerd op de export van wol, graan en vlees. Toen deze in de jaren vijftig afnam, zette het verval in. Met het groeiende verschil tussen arm en rijk maakte het conformisme plaats voor polarisatie, met als gevolg een groeiende guerrillabeweging en een leger dat steeds harder optrad. In 1973 maakten de militairen definitief een einde aan de Uruguayaanse democratie. Een vijfde deel van de bevolking heeft inmiddels het land verlaten, waaronder Benedetti. Sindsdien gaat zijn werk vooral over ballingschap, martelingen, verzet tegen de militairen en nostalgie naar zijn vaderland. Hij is, kortom, in de eerste plaats een geëngageerd schrijver geworden.
Sandwich Islands discovered, 1778.
De zojuist in vertaling verschenen roman Het uitstel dateert van 1960, toen Uruguay nog midden in het aftakelingsproces zat. Men was zich hier wel degelijk van bewust, maar te lusteloos om de bakens te verzetten. ‘Gebrek aan passie, dat is het geheim van deze grote democratische luchtballon waarin ze ons hebben veranderd,’ luidt een van de weinige politieke uitspraken die in het boek te vinden zijn.
Het uitstel is het dagboek van de negenenveertigjarige boekhouder Martín Santomé. Hij is dan al meer dan twintig jaar weduwnaar. Aanleiding om aan het dagboek te beginnen is waarschijnlijk de behoefte om zijn gedachten te ordenen nu zijn leven binnenkort zo'n belangrijke wending zal nemen: over een jaar gaat hij met pensioen. Duidelijke plannen heeft hij niet.
De komst van een jonge vrouw op zijn kantoor verandert zijn leven radicaal. Hij wordt verliefd op haar en stelt voor het eerst sinds lange tijd weer een daad: hij bekent haar zijn gevoelens. Het wordt het begin van een romance die zo mooi beschreven wordt dat een poging tot samenvatting er afbreuk aan zou doen. Door een noodlottige gebeurtenis komt Martín weer alleen te staan. Zijn verhouding met het meisje blijkt tragisch genoeg slechts een uitstel te zijn geweest van het nietsdoen dat Martín na zijn pensionering te wachten staat.
In het beknopte, verhelderende nawoord schrijft de vertaalster dat Martín de ‘personificatie van de Montevideaanse middenklasser uit de jaren vijftig’ is. Zijn apathie en gemakzucht wijzen hier inderdaad op, maar als hij net zo kleurloos was als zijn omgeving, dan had hij nooit zo'n intrigerend dagboek kunnen schrijven. Hij kan genoeg afstand van zich zelf nemen om het volgende aan het papier toe te vertrouwen: ‘Ikzelf heb op de meest simpele manier mijn sleur gesmeed: door alsmaar uit te stellen. De wetenschap tot iets beters in staat te zijn heeft me het uitstel (...) in handen gespeeld. Vandaar dat mijn sleur nooit bepaalde kenmerken heeft gehad noch precies omschreven kon worden. Altijd is hij voorlopig geweest, altijd heeft hij een onbestendige koers gevaren, het was altijd maar voor zolang het uitstel duurde, alleen maar om het dagelijks werk vol te houden gedurende deze voorbereidingsperiode die ik kennelijk noodzakelijk achtte alvorens me voor eens en voor altijd in mijn lot te storten. Wat een stommiteit, nietwaar?’ De scherpe wijze waarop hij zich zelf en zijn omgeving op de korrel neemt maakt Martín boeiender dan wie dan ook in zijn omgeving. Al is zijn leven vol van gemiste kansen, zijn angst voor het banale behoedt hem voor middelmatigheid.
Mario Benedetti
Werkelijk banaal is zijn jeugdvriend Vignale, die zich aan hem opdringt met zijn huiselijke problemen. Dat het gezin heilig voor hem is, weerhoudt hem er niet van een verhouding met zijn schoonzuster te beginnen. Het zegt veel over de heersende dubbelzinnige moraal, een mengeling van burgerlijkheid en machismo. Aan het laatste ontkomt ook Martín niet: als hij hoort dat een van zijn zoons homoseksueel is, dan lukt het hem niet daar begrip voor te hebben. Hij is er zich pijnlijk bewust van.
Via Martíns baantje op kantoor en de onduidelijke activiteiten van zijn twee zoons roept de schrijver een benauwend beeld op van het werkklimaat: de dodende routine, de baantjesjagerij, de kleinzielige pesterijtjes. Ook de terloopse beschrijving van het leven op straat en in de cafés geven een veelzeggende indruk van Montevideo. Slechts één keer kreeg ik het gevoel dat niet Martín, maar de schrijver aan het woord is, namelijk wanneer hij wel zeer gedetailleerde kritiek levert op de dagbladpers. Zinnen als ‘De stijl van de syntactische bokkesprongen in de redactionele artikelen van El Debate’ verstoren even de illusie dat Martín de pen voert. Daarentegen is Martíns grondige analyse van zijn handschrift heel geloofwaardig: tijdens het routinewerk is er alle tijd voor dit soort observaties.
Het zal duidelijk zijn dat Het uitstel veel meer is dan een tragische liefdesgeschiedenis. Het boek brengt op onnadrukkelijke wijze een Montevideo tot leven dat niet meer bestaat. Een Montevideo dat overigens veel dichter bij ons staat dan het huidige. Maar dit is niet de reden dat Het uitstel een van de dierbaarste Latijnsamerikaanse romans is die de laatste jaren in Nederlandse vertaling zijn verschenen. Dat is in de eerste plaats te danken aan de scherpzinnige pen van Benedetti. Het soepele, rijke Nederlands van Fleur Bourgonje (die eerder Ben je bang voor bloed? van Sergio Ramírez vertaalde) doet alle recht aan het onopgesmukte Spaans van Benedetti. De Spaanse zinsbouw is op fraaie wijze omgezet in natuurlijk Nederlands. Juist daarom valt een enkel woord als adolescent en itinerarium uit de toon. Ze zijn misschien wat al te letterlijk vertaald. Voorts vind ik het jammer dat de hierboven genoemde Battle y Ordónez en de legendarische tangozanger Gardel niet in een noot of in het nawoord ter sprake komen. Ze worden een aantal keren als vanzelfsprekend genoemd in het boek. Voor de Nederlandse lezer zijn het echter namen die nadere toelichting behoeven.
■